Voorlopige voorziening+bodemzaak van Rechtbank 's-Gravenhage, Maastricht, 26 de Agosto de 2002

Sprekergepubliceerd
Datum uitspraak26 de Agosto de 2002
Uitgevende instantie:Maastricht

Voorzieningenrechter van de Rechtbank 's-Gravenhage

sector bestuursrecht

vreemdelingenkamer

zittinghoudende te Maastricht

UITSPRAAK

ingevolge artikel 8:84 en 8:86 van de Algemene wet bestuursrecht

in verbinding met artikel 71 van de Vreemdelingenwet 2000

en artikel 7.1 van het Vreemdelingenbesluit 2000

Reg.nr: AWB 01/64076 OVERIO, AWB 01/64080 OVERIO

Inzake: A, verzoeker.

Gemachtigde, mr. J.B.J.G.M. Schyns, advocaat te Venlo,

tegen:

de Minister voor Vreemdelingenzaken en Integratie, verweerder.

Gemachtigde, mr. A.M.H.W. van Heerebeek, ambtenaar ten departemente.

  1. ONTSTAAN EN LOOP VAN HET GEDING

    Met ingang van 22 juli 2002 treedt de Minister voor Vreemdelingenzaken en Integratie in de plaats van de Staatssecretaris van Justitie als het bevoegde bestuursorgaan inzake vreemdelingenzaken. In deze uitspraak wordt onder verweerder tevens verstaan de Staatssecretaris van Justitie.

    Verzoeker, geboren op [...] 1965, bezit de Congolese nationaliteit. Hij verblijft sedert 20 oktober 1996 als vreemdeling in de zin van de vreemdelingenwetgeving in Nederland. Op 21 oktober 1996 heeft hij een aanvraag ingediend om toelating als vluchteling. Hierop is door verweerder op 12 december 1996 afwijzend beslist. Hiertegen heeft verzoeker bezwaar gemaakt. Verweerder heeft bepaald dat uitzetting gedurende de periode dat het bezwaar aanhangig is, niet achterwege zal worden gelaten. Op 13 maart 1997 heeft verzoeker de president verzocht een voorlopige voorziening te treffen die ertoe strekt de uitzetting achterwege te laten, totdat op het bezwaar is beslist. Bij schrijven van 9 april 1999 is aan verzoeker alsnog uitstel van vertrek verleend. Naar aanleiding daarvan heeft verzoeker het verzoek ingetrokken en is verweerder bij uitspraak van deze rechtbank, zittinghoudende te 's-Hertogenbosch van 3 juli 2000, AWB 97/3119 VV, veroordeeld in de door verzoeker gemaakte proceskosten. Op 1 november 2001 heeft verweerder het bezwaar ongegrond verklaard. Hiertegen heeft verzoeker op 29 november 2001 beroep ingesteld bij de rechtbank. Verweerder heeft bepaald dat uitzetting gedurende de periode dat het beroep aanhangig is, niet achterwege zal worden gelaten.

    Op 29 november 2001 heeft verzoeker de president verzocht een voorlopige voorziening te treffen die ertoe strekt de uitzetting achterwege te laten, totdat op het beroep is beslist. Verweerder heeft de op de zaak betrekking hebbende stukken ingezonden en in zijn verweerschrift geconcludeerd tot afwijzing van het verzoek tot het treffen van een voorlopige voorziening en tot ongegrondverklaring van het beroep.

    De openbare behandeling van het verzoek heeft plaatsgevonden op 12 augustus 2002. Verzoeker is aldaar in persoon verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Verweerder heeft zich doen vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. Tevens was ter zitting aanwezig P. Dopper, tolk.

  2. OVERWEGINGEN

    Het verzoek om een voorlopige voorziening is vÛÛr 1 januari 2002 ingediend bij de president van de rechtbank. In verband met de wijziging per 1 januari 2002 van de Wet op de rechterlijke organisatie en de Algemene wet bestuursrecht (Awb) wordt op dat verzoek thans beslist door de voorzieningenrechter.

    Ingevolge artikel 8:81 van de Awb kan, indien tegen een besluit bij de rechtbank beroep is ingesteld, dan wel, voorafgaand aan een mogelijk beroep bij de rechtbank, bezwaar is gemaakt of administratief beroep is ingesteld, de voorzieningenrechter van de rechtbank die bevoegd is of kan worden in de hoofdzaak, op verzoek een voorlopige voorziening treffen indien onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, dat vereist.

    Bij de in het kader van artikel 8:81 van de Awb te verrichten toetsing zal de voorzieningenrechter zich een voorlopig oordeel vormen over de rechtmatigheid van het bestreden besluit de uitzetting gedurende de periode dat het beroep aanhangig is, niet achterwege te laten. Dit besluit dient te worden bezien in samenhang met het besluit op de aanvraag en het daartegen gerichte bezwaar.

    Ingevolge artikel 8:86 van de Awb kan de voorzieningenrechter onmiddellijk uitspraak doen in de hoofdzaak, indien het verzoek wordt gedaan, indien beroep bij de rechtbank is ingesteld en de voorzieningenrechter van oordeel is dat na de zitting, bedoeld in artikel 8:83, eerste lid, van de...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT