Cassatie van Supreme Court (Netherlands), 24 de Diciembre de 2002

Datum uitspraak24 de Diciembre de 2002
Uitgevende instantie:Supreme Court (Netherlands)

24 december 2002

Strafkamer

nr. 00797/02

ES/LB

Hoge Raad der Nederlanden

Arrest

op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof te Amsterdam van 6 december 2001, nummer 23/000667-01, in de strafzaak tegen:

[S.], geboren te [geboorteplaats] (Verenigde Staten van Amerika) op [geboortedatum] 1952, wonende te [woonplaats].

  1. De bestreden uitspraak

    Het Hof heeft in hoger beroep - met vernietiging van een vonnis van de Arrondissementsrechtbank te Haarlem van 30 oktober 2000 - de verdachte ter zake van "opzettelijk een ander bij zelfmoord behulpzaam zijn en hem daartoe de middelen verschaffen, terwijl de zelfmoord volgt" strafbaar verklaard, doch bepaald dat geen straf of maatregel zal worden opgelegd.

  2. Geding in cassatie

    Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft mr. J.M. Sjöcrona, advocaat te 's-Gravenhage, bij schriftuur middelen van cassatie voorgesteld en deze bij pleidooi mondeling toegelicht. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.

    De waarnemend Advocaat-Generaal Keijzer heeft geconcludeerd dat de Hoge Raad de bestreden uitspraak zal vernietigen, maar uitsluitend wat betreft het oordeel dat het bewezenverklaarde feit strafbaar is en de daarop berustende verdere beslissingen, en de zaak zal verwijzen naar het Gerechtshof te 's-Gravenhage teneinde op het bestaande hoger beroep in zoverre opnieuw te worden berecht en afgedaan.

  3. Uitgangspunten in cassatie

    Het gaat in deze zaak om het volgende. De verdachte is huisarts. Ten laste van hem is bewezenverklaard - kort gezegd - dat hij op 22 april 1998 opzettelijk [B.], geboren op [geboortedatum] 1911, behulpzaam is geweest bij zelfdoding. De verdachte (hierna aan te duiden als de arts) heeft in het "Verslag van euthanatisch handelen door behandelend arts" gesproken over "afwezigheid van depressie (in psychiatrische zin)", en heeft blijkens het proces-verbaal van de terechtzitting van het Hof van 8 november 2001 aldaar verklaard: "Er was somberheid, maar geen classificeerbare depressie". De arts heeft, nadat hij in maart en april 1998 een reeks van gesprekken met B. had gevoerd en B. door twee collega's (een huisarts en een psychiater) had laten onderzoeken, hem een medicijn in letale dosis gegeven. B. heeft dit medicijn in tegenwoordigheid van de arts op 22 april 1998 ingenomen en is daarop overleden.

    In feitelijke aanleg is door de arts een beroep gedaan op overmacht in de zin van noodtoestand. De Rechtbank heeft dat beroep aanvaard. Het Hof heeft geoordeeld dat van noodtoestand geen sprake is geweest.

  4. Aan de beoordeling van de middelen voorafgaande beschouwingen

    4.1. Het verlenen van hulp bij zelfdoding en het toepassen van euthanasie zijn strafbaar gesteld bij de art. 294 en 293 Sr. In het bijzonder gedurende de laatste twee decennia heeft in Nederland een publiek debat plaatsgevonden over de strafwaardigheid van euthanasie en hulp bij zelfdoding. Ten tijde van dat debat is rechtspraak tot stand gekomen die enige ruimte heeft geboden tot het door artsen straffeloos verlenen van hulp bij zelfdoding en de straffeloze toepassing van euthanasie door artsen. Intussen is tot stand gekomen de Wet van 12 april 2001, houdende toetsing van levensbeëindiging op verzoek en hulp bij zelfdoding en wijziging van het Wetboek van Strafrecht en van de Wet op de lijkbezorging (Wet toetsing levensbeëindiging op verzoek en hulp bij zelfdoding), hierna aan te duiden als WTL, Stb. 2001, 194. Krachtens Koninklijk Besluit van 15 maart 2002, Stb. 2002, 165, is de WTL op 1 april 2002 in werking getreden. De WTL behelst voor een belangrijk deel een codificatie van de rechtspraak van de Hoge Raad.

    4.2. In de onderhavige zaak staat de vraag ter beantwoording of in geval van afwezigheid van medisch

    geclassificeerde somatische of psychische ziektes of aandoeningen, een arts die hulp bij zelfdoding verleent of euthanasie toepast, zich onder omstandigheden met vrucht op noodtoestand kan beroepen. Voor die beantwoording moet niet alleen de door de Hoge Raad ontwikkelde rechtspraak wat betreft hulp bij zelfdoding en euthanasie onder ogen worden gezien, maar ook de geschiedenis van de in het voetspoor van die rechtspraak totstandgekomen WTL.

    4.3. De rechtspraak van de Hoge Raad

    4.3.1. In een aantal arresten heeft de Hoge Raad maatstaven ontwikkeld voor het geval een arts die hulp bij zelfdoding verleent dan wel euthanasie toepast, zich op noodtoestand beroept (HR 27 november 1984, NJ 1985, 106,

    HR 21 oktober 1986, NJ 1987, 607 en HR 21 juni 1994, NJ 1994, 656).

    Die rechtspraak kan als volgt worden samengevat.

    Omstandigheden kunnen in een individueel geval meebrengen dat het verlenen van hulp bij zelfdoding, evenals het toepassen van euthanasie, gerechtvaardigd kan worden geacht, te weten indien moet worden aangenomen dat daarbij is gehandeld in noodtoestand, dat wil zeggen - in het algemeen gesproken - dat de pleger van het feit, staande voor de noodzaak te kiezen uit onderling strijdige verplichtingen, de zwaarstwegende is nagekomen. In het bijzonder een arts kan in noodtoestand komen te verkeren, wanneer hij wordt gesteld voor de noodzaak te kiezen tussen enerzijds de plicht tot behoud van het leven en anderzijds de plicht om als arts al het mogelijke te doen om ondraaglijk en uitzichtloos lijden van een aan zijn zorgen toevertrouwde patiënt te verlichten.

    Indien een arts die euthanasie bij een patiënt heeft

    toegepast of die aan deze de noodzakelijke middelen heeft verschaft tot zelfdoding, aanvoert dat hij heeft gehandeld in noodtoestand, dient de rechter te onderzoeken - want dat is bij uitstek de taak van de rechter - of deze arts, in het bijzonder volgens wetenschappelijk verantwoord medisch inzicht en overeenkomstig in de medische ethiek geldende normen, alsmede met de kennis van zaken waarover hij uit hoofde van zijn beroep moet worden geacht te beschikken, uit onderling strijdige plichten een keuze heeft gemaakt die, objectief beschouwd en tegen de achtergrond van de bijzondere omstandigheden van het geval, gerechtvaardigd is te achten.

    4.3.2. In zijn arrest van 21 juni 1994, NJ 1994, 656 heeft de Hoge Raad beslist dat een beroep op noodtoestand niet zonder meer is uitgesloten op de enkele grond dat het ondraaglijk en uitzichtloos lijden van een patiënt niet een somatische oorzaak heeft en die patiënt niet in de stervensfase verkeert. In die zaak moest er in cassatie van worden uitgegaan dat de patiënt leed aan een aan de hand van D.S.M.-III-R (Diagnostical Statistic Manual, het classificatiesysteem van de American Psychiatric Association) geclassificeerde psychische stoornis. Toen is geoordeeld dat, in geval het lijden van een patiënt niet aantoonbaar voortvloeit uit een somatische ziekte of aandoening en niet enkel bestaat uit beleving van pijn en verlies van lichamelijke functies, het lijden en met name de ernst en uitzichtloosheid ervan moeilijker objectief kunnen worden vastgesteld en dat daarom het onderzoek van de rechter of in dergelijke gevallen sprake is van noodtoestand met uitzonderlijk grote behoedzaamheid dient te geschieden. Gelet op dat arrest kan dus in uitzonderlijke gevallen ook indien het lijden van de patiënt voortvloeit uit een geclassificeerde psychische stoornis, hulp bij zelfdoding door een arts onder omstandigheden door noodtoestand gerechtvaardigd zijn.

    4.4. De geschiedenis van de totstandkoming van de WTL

    4.4.1. In het verband van de nu te beantwoorden vraag zijn onder meer de volgende passages uit de wetsgeschiedenis van belang.

    Wij wijzen er overigens op dat (...) moeten worden onderscheiden van mensen die >. Hiermee wordt doorgaans gedoeld op mensen die veelal op hoge leeftijd zijn en die, zonder dat zij overigens in medisch opzicht lijden aan een onbehandelbare en met ernstig lijden gepaard gaande ziekte of aandoening, voor zichzelf vast hebben gesteld dat voor henzelf de waarde van het leven zodanig is afgenomen dat zij de dood verkiezen boven verder leven. Op dit punt is inderdaad (...) een vergelijking mogelijk met het voorstel zoals destijds door mr. Drion gedaan. Zijn voorstel strekte ertoe om mensen in de hierboven beschreven situatie de mogelijkheid te bieden tot het verkrijgen van een euthanaticum of een recept daartoe teneinde op een zelfgekozen moment hun leven te beëindigen. Deze situatie beoogt dit wetsvoorstel niet te regelen. (...) Wij gaan uitdrukkelijk niet zover dat wij van mening zijn dat een ieder die geen levenswil meer heeft, dan ook de mogelijkheid moet hebben om het leven te (doen) beëindigen.

    (Nota naar aanleiding van het Verslag, Kamerstukken II 1999-2000, 26691, nr. 6, blz. 30).

    Het enkele vooruitzicht op lijden, ongeacht of dit zal voortvloeien uit pijn, ontluistering of angst voor een onwaardige dood, kan in het licht van het bovenstaande niet als uitzichtloos en ondraaglijk lijden worden aangemerkt. Dit geldt eveneens voor een hoogbejaarde die klaar is met het leven. Hierbij wordt wel gedoeld op mensen die veelal op hoge leeftijd zijn en zonder dat zij overigens in medisch opzicht lijden aan een onbehandelbare en met ernstig lijden gepaard gaande ziekte of aandoening, voor zichzelf vast hebben gesteld dat de waarde van het leven zodanig is afgenomen dat zij de dood zouden willen verkiezen boven verder leven. Wij gaan niet zo ver dat wij van mening zijn dat eenieder die geen levenswil meer heeft, dan ook de gereguleerde mogelijkheid moet hebben om het leven te doen beëindigen. Wel is het zaak dat in de samenleving aandacht besteed wordt aan dergelijke signalen, waarachter een vraag om aandacht of hulp schuil kan gaan.

    (Minister van Justitie Korthals tijdens een wetgevingsoverleg van de vaste commissies voor Justitie en voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport op 30 oktober 2000, Kamerstukken II 2000-2001, 26691, nr. 22, blz. 59-60).

    Je kunt je afvragen of iemand die lichamelijk gezond is en die voorzover bekend ook psychisch gezond is, maar die toch het leven niet langer vol kan houden, werkelijk wel gezond is. Echter, dit is niet gemakkelijk te...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT