Eerste aanleg - enkelvoudig van Rechtbank 's-Gravenhage, Amsterdam, 16 de Octubre de 2002

Sprekergepubliceerd
Datum uitspraak16 de Octubre de 2002
Uitgevende instantie:Amsterdam

Rechtbank te 's-Gravenhage

zittinghoudende te Amsterdam

enkelvoudige kamer vreemdelingenzaken

Uitspraak

op grond van artikel 8:70 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb)

jo artikel 94 en 106 van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw 2000)

reg. nr.: AWB 02/76998 VRONTN

IND-nr.: 0210.10.4068

inzake : A, geboren op [...] 1984, van (gestelde) Joegoslavische nationaliteit, verblijvende op het politiebureau te Zaandijk, eiser,

gemachtigde: mr. A. Khan, advocaat te Hoofddorp,

tegen: de Minister voor Vreemdelingenzaken en Integratie, verweerder,

gemachtigde: mr. H.H.R. Bruggeman , ambtenaar bij de Immigratie- en Naturalisatiedienst van het Ministerie van Justitie.

  1. ONTSTAAN EN LOOP VAN HET GEDING

    Op 7 oktober 2002 is eiser op grond van artikel 59, eerste lid, onder a, van de Vw 2000 in bewaring gesteld. Bij beroepschrift van 8 oktober 2002 heeft de gemachtigde van eiser beroep ingesteld tegen het besluit van verweerder tot oplegging van de vrijheidsontnemende maatregel. Daarbij is opheffing van de maatregel tot bewaring gevorderd, alsmede toekenning van schadevergoeding en veroordeling van verweerder in de proceskosten.

    Het beroep is behandeld ter openbare zitting van 15 oktober 2002. Eiser is aldaar in persoon verschenen, bijgestaan door mr. J. Singh, kantoorgenoot van zijn gemachtigde. Verweerder heeft zich doen vertegenwoordigen door zijn voornoemde gemachtigde. Tevens waren ter zitting aanwezig A. Zaharov, tolk in het Servo-Kroatisch en C. Meerdink, tolk in de Engelse taal. Laatst genoemde tolk is, nadat eiser had gesteld het Servo-Kroatisch niet te beheersen, op verzoek van de rechtbank opgetreden.

  2. OVERWEGINGEN

    Eiser heeft het volgende -zakelijk weergegeven- aangevoerd. Ten aanzien van eiser bestond ten tijde van de staandehouding geen redelijk vermoeden van illegaal verblijf. Uit de dossierstukken blijkt niet dat de ambtenaren van politie de woning zijn binnengetreden om eiser staande te houden. Er was derhalve geen grond om eiser te vragen naar zijn identiteit en verblijfsstatus. Eiser is van mening dat het redelijk vermoeden van illegaal verblijf evenmin kan worden gestoeld op de in het door verbalisant T. Esman op ambtsbelofte opgemaakte proces-verbaal verwoorde bevinding, dat hij "de indruk had met een vreemdeling te maken te hebben". Die enkele indruk is onvoldoende om te concluderen tot een, naar objectieve maatstaven gemeten, redelijk vermoeden van illegaal verblijf. Mitsdien kan de staandehouding van eiser in het kader van artikel 50 van de Vw 2000 niet als rechtmatig worden aangemerkt. Daarmee is eveneens gegeven dat de daaropvolgende bewaring onrechtmatig is. Voorts heeft eiser aangevoerd dat de aanmelding bij het Selectiecentrum Zwolle te...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT