Hoger beroep van Centrale Raad van Beroep, 10 de Diciembre de 2002

Datum uitspraak10 de Diciembre de 2002
Uitgevende instantie:Centrale Raad van Beroep

00/170 NABW

U I T S P R A A K

in het geding tussen:

het College van burgemeester en wethouders van de gemeente Over-Betuwe, appellant,

en

[gedaagde], wonende te [woonplaats], gedaagde.

  1. ONTSTAAN EN LOOP VAN HET GEDING

    Als gevolg van een gemeentelijke herindeling treedt in dit geding appellant in de plaats van het College van burgemeester en wethouders van de voormalige gemeente Elst. In deze uitspraak wordt onder gedaagde tevens verstaan het College van burgemeester en wethouders van de gemeente Elst.

    Appellant heeft op bij het beroepschrift aangegeven gronden hoger beroep ingesteld tegen een door de rechtbank Arnhem op 1 december 1999 tussen partijen gewezen uitspraak, waarnaar hierbij wordt verwezen.

    Namens gedaagde heeft mr. F.E.J. Janzingh, advocaat te Wijchen, een verweerschrift ingediend.

    Het geding is behandeld ter zitting van 17 september 2002, waar appellant zich heeft laten vertegenwoordigen door H. Vermeulen, werkzaam bij de gemeente Over-Betuwe, en waar gedaagde in persoon is verschenen.

  2. MOTIVERING

    Voor een overzicht van de in dit geding van belang zijnde feiten en omstandigheden verwijst de Raad naar de aangevallen uitspraak. Hij volstaat hier met het volgende.

    Aan gedaagde is met ingang van 9 februari 1996 een uitkering ingevolge de Algemene bijstandswet (Abw) toegekend.

    Op 4 juni 1997 heeft de politie in en bij de woning van gedaagde een hennepkwekerij ontdekt. Daarbij werden 426 hennepstekken, 76 hennepplanten van 60 tot 70 centimeter hoogte en 14 moederplanten van 70 centimeter hoogte, alsmede apparatuur voor het opkweken van stekken en planten aangetroffen. De theoretische opbrengst van de 76 hennepplanten bedraagt volgens het proces-verbaal van de politie van 9 juni 1997 naar schatting f 55.220,--. Die opbrengst is vastgesteld aan de hand van een - algemeen - rapport van het Gerechtelijk Laboratorium van het Ministerie van Justitie (waarin wordt uitgegaan van een landelijk gemiddelde opbrengst per plant van 22 gram weed per maand) en een verslag van de Afdeling Recherche Expertise Narcotica van juli 1992 (waarin wordt uitgegaan van een groothandelswaarde van f 5,-- per gram weed). Het proces-verbaal van de politie is doorgezonden aan appellant. Vervolgens heeft het Instituut Bijzonder Onderzoek Regio Over-Betuwe te Huissen (hierna: IBO) in een rapport van 26 juni 1997 appellant nader geadviseerd ter zake van opbrengst van de hennepplanten. Het IBO heeft een opbrengst per plant aangenomen van 15 gram per maand. Uitgaande van gedaagdes verklaring dat hij per maand 36 oogstbare planten heeft en een eigen gebruik van 180 gram weed per maand, heeft het IBO de opbrengst van de niet voor eigen gebruik bestemde weed, bij een groothandelswaarde van f 5,-- per gram, bepaald op f 1.800,-- per maand.

    Appellant heeft vervolgens geconcludeerd dat gedaagde op professionele wijze een hennepkwekerij heeft gexploiteerd en dat hij heeft nagelaten daarvan melding te maken aan appellant. Voorts heeft appellant het standpunt ingenomen dat de opbrengst daaruit hoger was dan de op gedaagde toepasselijke bijstandsnorm, zodat hij in staat was om zelf in de kosten van het...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT