Kort geding van Council of State (Netherlands), 26 de Febrero de 2003

Datum uitspraak26 de Febrero de 2003
Uitgevende instantie:Council of State (Netherlands)

200202333/1.

Datum uitspraak: 26 februari 2003

AFDELING

BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak in het geding tussen:

1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid "Afvalstoffen Terminal Moerdijk B.V.", gevestigd te Moerdijk,

2. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid "Tetra Pak Moerdijk B.V.", gevestigd te Moerdijk,

appellanten,

en

het college van gedeputeerde staten van Noord-Brabant,

verweerder.

1. Procesverloop

Bij besluit van 26 maart 2002, kenmerk 821780, hebben verweerders krachtens de Wet milieubeheer aan appellante sub 1 een revisievergunning als geregeld in artikel 8.4, eerste lid, van deze wet verleend voor een inrichting voor het opslaan, overslaan en be-/verwerken van (gevaarlijke) afvalstoffen op het perceeel Vlasweg 12 te Moerdijk, kadastraal bekend gemeente Moerdijk, sectie C, nummers 1291 en 1292. Verweerder heeft geweigerd vergunning te verlenen voor onder meer het be-/verwerken van gevaarlijke afvalstoffen in de pyrolyse-installatie en het bewerken van interne en externe afvalstromen ten behoeve van verwerking in de pyrolyse-installatie. Dit besluit is op 9 april 2002 ter inzage gelegd.

Tegen dit besluit hebben appellante sub 1 bij brief van 21 mei 2002, bij de Raad van State ingekomen op dezelfde datum, en appellante sub 2 bij brief van 25 april 2002, bij de Raad van State ingekomen op 26 april 2002, beroep ingesteld. Appellante sub 1 heeft haar beroep aangevuld bij brief van 22 mei 2002.

Bij brief van 29 augustus 2002 heeft verweerder een verweerschrift ingediend.

De Stichting Advisering Bestuursrechtspraak voor Milieu en Ruimtelijke Ordening heeft een deskundigenbericht uitgebracht, gedateerd 10 oktober 2002. Partijen zijn in de gelegenheid gesteld daarop te reageren.

De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 6 januari 2003, waar appellante sub 1, vertegenwoordigd door mr. drs P. Rens en mr. G.J.M. Cartigny, advocaten te Rotterdam, [gemachtigden], appellante sub 2, vertegenwoordigd door [gemachtigde], en verweerder, vertegenwoordigd door drs. L.P.N. de Gier en ing. S. Jochems, ambtenaren van de provincie, zijn verschenen.

Voorts is de Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer (hierna: de Minister), vertegenwoordigd door mr. drs. J.H. Geerdink en mr. M. Rus, advocaten te Den Haag, C.H.M. Luttikhuizen en C.G.M. Caerteling, ambtenaren van het Ministerie, en [gemachtigde], daar als partij gehoord.

2. Overwegingen

2.1. Ter zitting hebben appellanten sub 1 en 2 de door hen in het beroepschrift ingelaste bedenkingen, voorzover deze in de beroepschriften niet nader zijn gespecificeerd ingetrokken; heeft appellante sub 1 de beroepsgrond met betrekking tot voorschrift 8.1.3 ingetrokken; en heeft appellante sub 2 de beroepsgronden met betrekking tot het vervallen van de voorschriften in paragraaf 2.2, de voorschriften 2.1.27 en 2.1.28, 2.3.11 tot en met 2.3.13, 4.4.5 tot en met 4.8.26, 4.10.1, 4.10.2 en 12.3.2 uit het ontwerp van het besluit ingetrokken.

2.2. Eerst ter zitting heeft appellante sub 2 betoogd dat voorschrift 4.1.3 strijdig is met voorschrift 4.1.2. Het aanvoeren van deze grond in dit stadium van de procedure is in strijd met een goede procesorde. Daarbij wordt in aanmerking genomen dat niet is gebleken dat appellante sub 2 deze niet eerder in de procedure naar voren had kunnen brengen. Voornoemde grond kan derhalve niet leiden tot vernietiging van het bestreden besluit.

2.3. Verweerder heeft gesteld dat het beroep van appellante sub 1 niet-ontvankelijk is voorzover dat zich keert tegen het vastleggen van een (maximale) omvang van een verwerkingscluster in voorschrift 12.2.11 en het beroep van appellante sub 2 voorzover dat zich keert tegen hoofdstuk 13 van de voorschriften.

Ingevolge artikel 20.6, tweede lid, van de Wet milieubeheer kan tegen een besluit als het onderhavige beroep worden ingesteld door:

  1. degenen die bedenkingen hebben ingebracht tegen het ontwerp van het besluit;

  2. de adviseurs die gebruik hebben gemaakt van de gelegenheid advies uit te brengen over het ontwerp van het besluit;

  3. degenen die bedenkingen hebben tegen wijzigingen die bij het nemen van het besluit ten opzichte van het ontwerp daarvan zijn aangebracht;

  4. belanghebbenden aan wie redelijkerwijs niet kan worden verweten geen bedenkingen te hebben ingebracht tegen het ontwerp van het besluit.

    Appellante sub 1 heeft de grond inzake het vastleggen van een (maximale) omvang van een verwerkingscluster in voorschrift 12.2.11 niet als bedenking tegen het ontwerp van het besluit ingebracht. Verder is het bepaalde onder b en c hier niet van toepassing. Niet is gebleken van omstandigheden op grond waarvan appellante sub 1 redelijkerwijs niet kan worden verweten op dit punt geen bedenkingen te hebben ingebracht tegen het ontwerp van het besluit. Uit het vorenstaande volgt dat het beroep van appellante sub 1 in zoverre niet-ontvankelijk is.

    Appellante sub 2 heeft de grond inzake hoofdstuk 13 van de voorschriften niet als bedenking tegen het ontwerp van het besluit ingebracht. Verder is het bepaalde onder b en c hier niet van toepassing. Niet is gebleken van omstandigheden op grond waarvan appellante sub 2 redelijkerwijs niet kan worden verweten op dit punt geen bedenkingen te hebben ingebracht tegen het ontwerp van het besluit. Uit het vorenstaande volgt dat het beroep van appellante sub 2 in zoverre niet-ontvankelijk is.

    2.4. Appellante sub 2 betoogt dat verweerder de aanvraag ten onterechte ontvankelijk heeft geacht, aangezien deze haars inziens, onder meer wat betreft de begrenzing van de inrichting, te onoverzichtelijk is geworden door diverse latere aanvullingen en veranderingen.

    Verweerder bestrijdt dit en brengt naar voren dat optimaal gebruik is gemaakt van de mogelijkheid aanvullende gegevens te verlangen ten einde een volledige en duidelijke aanvraag te verkrijgen. De aanpassingen zijn voorts aangebracht voorafgaand aan de bekendmaking van het ontwerp van het besluit.

    De Afdeling overweegt dat de begrenzing van het terrein van de inrichting voldoende duidelijk blijkt uit de bij bijlage VIII van de aanvraag behorende tekening met daarop het terreinoverzicht en de plaats van de peilbuizen. Niet is gebleken dat de gestelde onoverzichtelijkheid ten gevolge van bedoelde aanvullingen en veranderingen, wat daar ook van zij, heeft geleid tot innerlijke tegenstrijdigheid van de aanvraag. Het beroep van appellante sub 2 dient in zoverre ongegrond te worden verklaard.

    2.5. Bij besluit van 4 maart 2002, kenmerk MBA nr. 2002005261 vvgb 128, heeft de Minister verklaard geen bedenkingen te hebben tegen het verlenen van de door appellante sub 1 gevraagde revisievergunning voor het opslaan en verwerken van de in het dictum van dat besluit genoemde afvalstoffen. Bij deze verklaring van geen bedenkingen (hierna: vvgb) heeft de Minister bepaald dat aan de vergunning ten minste de in de vvgb geformuleerde voorschriften dienen te worden verbonden en dat de door verweerder te verlenen vergunning onder de in de vvgb geformuleerde beperkingen dient te worden verleend.

    Bij het bestreden besluit heeft verweerder overeenkomstig de vvgb de vergunning verleend. Blijkens het dictum heeft hij de bij de vvgb opgenomen voorschriften en beperkingen aan het bestreden besluit verbonden. Daarom staat de vvgb met bijbehorende voorschriften en beperkingen als onderdeel van het bestreden besluit ter beoordeling.

    2.5.1. De beroepen richten zich mede tegen de door verweerder aan de vergunning verbonden beperkingen en voorschriften, waaronder voorschriften van de vvgb. Verweerder heeft voor de weerlegging van de bedenkingen tegen laatstgenoemde voorschriften verwezen naar de weerlegging daarvan door de Minister in zijn hiervoor genoemd besluit. Deze weerlegging wordt geacht aan het besluit van verweerder ten grondslag te liggen.

    2.5.2. In artikel 8.35, eerste lid, aanhef en onder a, van de Wet milieubeheer, zoals dit luidde ten tijde van het bestreden besluit, is bepaald dat indien een vergunning betrekking heeft op een inrichting behorende tot een bij algemene maatregel van bestuur aangewezen categorie waarin bij die maatregel aangegeven gevaarlijke afvalstoffen of andere afvalstoffen, die van buiten de inrichting afkomstig zijn, verwijderd worden, waarvan het gezien hun aard of de hoeveelheid waarin zij vrijkomen in het belang van een doelmatige verwijdering noodzakelijk is dat zij buiten Nederland, dan wel binnen Nederland in slechts een of enkele inrichtingen verwijderd worden, bij de toepassing van dit hoofdstuk, van hoofdstuk 13 en van afdeling 3.5 van de Algemene wet bestuursrecht de bepalingen van deze paragraaf in acht worden genomen. In artikel 2.3, eerste lid, van het Inrichtingen- en vergunningenbesluit milieubeheer in samenhang met bijlage III bij dit besluit, onder 1 en 2, zijn de categorien van inrichtingen als bedoeld in artikel 8.35, eerste lid, onder a, van de Wet milieubeheer aangewezen.

    Ingevolge artikel 8.36, eerste lid, van de Wet milieubeheer, zoals dit luidde ten tijde van het bestreden besluit, wordt een vergunning, voorzover zij betreft de verwijdering van de betrokken afvalstoffen die van buiten de inrichting afkomstig zijn, onderscheidenlijk het op of in de bodem brengen van de betrokken afvalstoffen die in de inrichting zijn ontstaan, niet verleend dan nadat de Minister heeft verklaard dat hij daartegen geen bedenkingen heeft.

    Ingevolge artikel 8.36, tweede lid, van de Wet milieubeheer, zoals dit luidde ten tijde van het bestreden besluit, kan de verklaring slechts in het belang van de doelmatige verwijdering van de betrokken afvalstoffen worden geweigerd. De artikelen 8.8, 8.9 en 8.10 zijn van overeenkomstige toepassing, voorzover die artikelen betrekking hebben op de doelmatige verwijdering van afvalstoffen.

    Ingevolge artikel 8.36, derde lid, van de Wet milieubeheer, zoals dit luidde ten tijde van het bestreden besluit, kan de Minister bij de verklaring bepalen dat de vergunning ter zake waarvan zij wordt gegeven, onder bij de verklaring aan te geven...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT