Kort geding van Council of State (Netherlands), 19 de Marzo de 2003

Datum uitspraak19 de Marzo de 2003
Uitgevende instantie:Council of State (Netherlands)

200102490/1

Datum uitspraak: 19 maart 2003

AFDELING

BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak in het geding tussen:

  1. de stichting "Stichting Gelderse Milieufederatie", gevestigd te Arnhem, e.a. (hierna: de Gelderse Milieufederatie e.a.),

  2. [appellanten sub 2], wonend te [woonplaats],

  3. het college van burgemeester en wethouders van Nunspeet,

  4. [appellant sub 4], wonend te [woonplaats],

  5. [appellant sub 5], wonend te [woonplaats],

  6. [appellant sub 6], wonend te [woonplaats],

  7. [appellant sub 7], wonend te [woonplaats],

  8. [appellant sub 8], wonend te [woonplaats]

  9. [appellant sub 9], wonend te [woonplaats],

  10. [appellant sub 10], wonend te [woonplaats],

  11. [appellant sub 11], wonend te [woonplaats],

  12. [appellant sub 12], wonend te [woonplaats],

  13. [appellant sub 13], wonend te [woonplaats],

  14. [appellanten sub 14], wonend te [woonplaats],

  15. [appellant sub 15], wonend te [woonplaats],

  16. [appellant sub 16], wonend te [woonplaats],

  17. [appellant sub 17], wonend te [woonplaats],

  18. [appellanten sub 18], wonend te [woonplaats],

  19. [appellanten sub 19], wonend te [woonplaats],

    en

    het college van gedeputeerde staten van Gelderland,

    verweerder.

  20. Procesverloop

    Bij besluit van 30 augustus 2000 heeft de gemeenteraad van Nunspeet gewijzigd vastgesteld het bestemmingsplan "Buitengebied Agrarische Enclave".

    Verweerder heeft bij zijn besluit van 20 maart 2001, no. RE2000.78455, beslist over de goedkeuring van het bestemmingsplan.

    Tegen dit besluit hebben appellanten beroep ingesteld.

    Bij brief van 30 augustus 2001 heeft verweerder medegedeeld dat de beroepschriften hem geen aanleiding geven een verweerschrift in te dienen.

    De Stichting Advisering Bestuursrechtspraak voor Milieu en Ruimtelijke Ordening heeft een deskundigenbericht (hierna: het deskundigenbericht) uitgebracht, gedateerd 30 mei 2002. Partijen zijn in de gelegenheid gesteld daarop te reageren.

    De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 5 december 2002, waar appellanten zijn verschenen. [appellant sub 16] is echter niet verschenen.

    Verweerder en de gemeenteraad hebben zich doen vertegenwoordigen. Voorts is als partij [naam rechtspersoon] daar gehoord.

  21. Overwegingen

    Overgangsrecht

    2.1. Op 3 april 2000 zijn in werking getreden de Wet tot wijziging van de Wet op de Ruimtelijke Ordening van 1 juli 1999 (Stb. 302) en het Besluit tot wijziging van het Besluit op de ruimtelijke ordening 1985 van 15 oktober 1999 (Stb. 447).

    Uit artikel VI, tweede lid, van genoemde wet volgt dat dit geschil, nu het ontwerp van het plan ter inzage is gelegd vÛÛr 3 april 2000, moet worden beoordeeld aan de hand van het vÛÛr die datum geldende recht.

    Doel van het plan

    2.2. Het plan heeft betrekking op het deel van het Nunspeetse buitengebied dat in de zogenoemde Agrarische Enclave binnen het Centraal Veluws Natuurgebied (hierna: het CVN) ligt. Verweerder heeft bij het bestreden besluit het plan gedeeltelijk goedgekeurd.

    Toetsingskader

    2.3. Aan de orde is een geschil inzake een besluit omtrent de goedkeuring van een bestemmingsplan. Ingevolge artikel 28, tweede lid, van de Wet op de Ruimtelijke Ordening in samenhang met artikel 10:27 van de Algemene wet bestuursrecht rust op verweerder de taak om - in voorkomend geval mede op basis van de ingebrachte bedenkingen - te bezien of het plan niet in strijd is met een goede ruimtelijke ordening. Daarbij dient hij rekening te houden met de aan de gemeenteraad toekomende vrijheid om bestemmingen aan te wijzen en voorschriften te geven die de raad uit een oogpunt van een goede ruimtelijke ordening nodig acht. Daarnaast heeft verweerder er op toe te zien dat het plan en de totstandkoming daarvan niet in strijd zijn met het recht.

    De Afdeling kan slechts tot vernietiging van het besluit omtrent goedkeuring van het plan overgaan, indien moet worden geoordeeld dat verweerder de aan hem toekomende beoordelingsmarges heeft overschreden, dan wel dat hij het recht anderszins onjuist heeft toegepast.

    Agrarische bedrijvigheid

    Het beroep van de Gelderse Milieufederatie e.a.

    2.4. De Gelderse Milieufederatie e.a. hebben bezwaren tegen de goedkeuring van artikel 5, twaalfde lid, artikel 6, twaalfde lid, en artikel 7, tiende lid, van de planvoorschriften, die betrekking hebben op de wijzigingsbevoegdheden voor verschuiving en vergroting van bouwpercelen in plandelen met de bestemmingen "Agrarisch gebied", "Agrarisch gebied met landschapswaarden" en "Agrarisch gebied met landschaps- en natuurwaarden". Voorts hebben zij bezwaren tegen de goedkeuring van artikel 5, dertiende lid en artikel 6, dertiende lid, van de planvoorschriften, die betrekking hebben op de wijzigingsbevoegdheden voor nieuwe bouwpercelen in plandelen met de bestemmingen "Agrarisch gebied" en "Agrarisch gebied met landschapswaarden".

    Appellanten voeren hierbij aan dat de bestaande natuurwaarden ter plaatse onvoldoende zijn geÔnventariseerd. Verder vrezen zij dat de ammoniakdepositie van niet-grondgebonden bedrijven zal toenemen. In dit verband noemen zij het streekplan Gelderland (hierna: het streekplan), de Vogelrichtlijn (richtlijn 79/409/EEG van 2 april 1979) en de Habitatrichtlijn (richtlijn 92/43/EEG van 21 mei 1992).

    De bezwaren van appellanten tegen de goedkeuring van de wijzigingsbevoegdheid voor verschuiving en vergroting van bouwpercelen in plandelen met de bestemmingen "Agrarisch gebied met landschapswaarden" en "Agrarisch gebied met landschaps- en natuurwaarden" hebben verder betrekking op de vrees van appellanten voor verdere verstening en mindere mogelijkheden voor natuurontwikkeling binnen de zone "gebied met wijzigingsbevoegdheid voor natuurontwikkeling". Dit is volgens appellanten in strijd met het Structuurschema Groene Ruimte (hierna: het SGR), het Begrenzingenplan Veluwe (hierna: het begrenzingenplan) en het streekplan.

    Zij verzetten zich verder tegen de grootte van de in het plan opgenomen agrarische bouwpercelen. Appellanten voeren aan dat deze te ruim zijn bemeten mede gelet op de ligging op de Veluwe en de omstandigheid dat de bouwpercelen overwegend toebehoren aan de niet-grondgebonden kalvermesterijsector.

    2.4.1. De gemeenteraad heeft onder meer overwogen dat in het plan is getracht tot een evenwichtige afweging van belangen te komen van de in het plangebied aanwezige natuur- en landschapswaarden enerzijds, en die van agrarische bedrijven en werkgelegenheid anderzijds. De gemeenteraad heeft bij het toekennen van de bestemmingen "Agrarisch gebied", "Agrarisch gebied met landschapswaarden" en "Agrarisch gebied met landschaps- en natuurwaarden" rekening gehouden met het agrarische gebruik van deze gronden en tevens de nadruk gelegd op de bescherming van de aanwezige landschaps- en natuurwaarden, waarbij schadelijke werken en werkzaamheden aan een aanlegvergunningstelsel zijn gebonden. Teneinde specifieke landschaps- en natuurlijke kwaliteiten van agrarische gebieden tot uitdrukking te laten komen heeft de gemeenteraad binnen de bestemmingen nadere aanduidingen opgenomen, waaronder de aanduiding "faunistische waarden". Op de plankaart heeft de gemeenteraad voorts een natuurrandzone aangegeven met de bedoeling verstoring en/of verslechtering van de natuurwaarden in aangrenzende gebieden te voorkomen. Tevens heeft de gemeenteraad aan delen van het plangebied onder meer de bestemmingen "Natuurgebied", "Bos met natuur- en landschapswaarden" en "Bos met meervoudige doelstellingen" toegekend. Tenslotte heeft de gemeenteraad op de ontwikkelingskaart bij het plan gebieden aangegeven waarbinnen een wijzigingsbevoegdheid ten behoeve van natuurontwikkeling van toepassing is.

    Verder stelt de gemeenteraad zich op het standpunt dat de uitbreidingsmogelijkheden voor bouwpercelen met voldoende waarborgen zijn omkleed nu hiervoor gebruik moet worden gemaakt van wijzigingsbevoegdheden waaraan voorwaarden zijn verbonden. Tevens is voor de uitbreiding van bebouwing van niet-grondgebonden bedrijven die binnen de op de plankaart aangegeven natuurrandzones liggen, een extra beperking in het plan opgenomen waardoor een volwaardige afweging van belangen kan worden verzekerd.

    De gemeenteraad stelt voorts dat de omvang en vorm van de in het plan opgenomen bouwpercelen zijn bepaald na een zorgvuldige inventarisatie van de concrete bedrijfssituatie ter plaatse waarbij rekening is gehouden met de in het plangebied aanwezige landschaps- en natuurwaarden.

    2.4.2. Verweerder heeft onder meer overwogen dat de gebieden in het plangebied die onder de Vogelrichtlijn vallen, adequaat zijn bestemd in het bestemmingsplan. Verweerder heeft zich in dit verband op het standpunt gesteld dat de in het plan opgenomen bouwmogelijkheden voor niet-grondgebonden agrarische bedrijven beperkt zijn. Hij stelt zich verder op het standpunt dat de hierop van toepassing zijnde wijzigingsbevoegdheden voorzien zijn van toetsingscriteria die mede betrekking hebben op de bescherming van natuur en landschap. Verweerder heeft wel goedkeuring onthouden aan een aantal vrijstellingsbevoegdheden die ontwikkelingen, zoals nieuwbouw en vergroting van bedrijfsbebouwing binnen de natuurrandzone, het plaatsen van silo's en mestopslagen buiten het bouwperceel, mogelijk maken.

    Wat betreft de omvang van de agrarische bouwpercelen heeft verweerder gesteld in te kunnen stemmen met de door de gemeenteraad gehanteerde systematiek. Verweerder heeft de bouwpercelen op de plankaart vergeleken met de bouwpercelen op de plankaart van het vorige plan en concludeert dat deze nagenoeg overeenkomen. Voorts acht verweerder het plan op deze punten niet in strijd met het rijks- of provinciale beleid.

    2.4.3. In artikel 6, tweede lid, van de Habitatrichtlijn is bepaald dat de Lid-Staten passende maatregelen treffen om ervoor te zorgen dat de kwaliteit van de natuurlijke habitats en de habitats van soorten in de speciale beschermingszones niet verslechtert en er geen storende factoren optreden voor de soorten waarvoor de zones zijn aangewezen voorzover die factoren, gelet op de doelstellingen van de richtlijn, een significant effect zouden kunnen hebben.

    In artikel...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT