Voorlopige voorziening+bodemzaak van Rechtbank Assen, 3 de Abril de 2003

Sprekergepubliceerd
Datum uitspraak 3 de Abril de 2003
Uitgevende instantie:Rechtbank Assen

Kenmerk: 03/162 en 03/163 WOB

U I T S P R A A K

van de voorzieningenrechter van de Rechtbank Assen op de voet van het bepaalde in titel 3 van hoofdstuk 8 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), in het geding tussen:

[verzoeker] wonende te [woonplaats], verzoeker,

en

Het college van Burgemeester en Wethouders van de gemeente Emmen, verweerder.

  1. Procesverloop

    Bij besluit van 4 februari 2003 heeft verweerder de bezwaren van verzoeker tegen het besluit van 22 oktober 2002 ongegrond verklaard en laatstgenoemd besluit gehandhaafd, inhoudende de weigering verzoeker ingevolge de Wet openbaarheid van bestuur (Wob) de door hem gevraagde informatie te verstrekken.

    Namens verzoeker is bij brief van 25 februari 2003 tegen dit besluit bij de rechtbank beroep ingesteld.

    Tevens is namens verzoeker aan de voorzieningenrechter van de rechtbank verzocht om toepassing te geven aan het bepaalde in artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).

    Verweerder heeft bij brief van 4 maart 2003 de op de zaak betrekking hebbende stukken alsmede een verweerschrift ingezonden. Bij brief van 11 maart 2003 zijn door verweerder nadere stukken ingezonden.

    Namens verzoeker zijn bij brieven van 11 maart 2003 en 18 maart 2003 nadere stukken ingezonden.

    Aan partijen is een afschrift van de stukken toegestuurd, voor zover deze niet door hen zelf zijn ingediend.

    Het verzoek is behandeld ter zitting van de rechtbank op 26 maart 2003, alwaar verzoeker in persoon is verschenen, bijgestaan door [gemachtigde].

    Voor verweerder is verschenen mr. J.T. Oosterhoff, medewerker van de gemeente Emmen.

  2. Motivering

    Algemeen

    Ingevolge artikel 8:81 van de Awb kan, indien tegen een besluit bij de rechtbank beroep is ingesteld, de voorzieningenrechter van de rechtbank die bevoegd is in de hoofdzaak op verzoek een voorlopige voorziening treffen indien onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, dat vereist.

    Gelet op de aard van het aan het Wob-verzoek ten grondslag liggende onderwerp, de actualiteit daarvan en de rol van verzoeker als raadslid daarin, neemt de voorzieningenrechter voldoende spoedeisendheid aan om het verzoek inhoudelijk te behandelen.

    In artikel 8:86, eerste lid, van de Awb is voorts bepaald dat, indien het verzoek om een voorlopige voorziening wordt gedaan wanneer beroep bij de rechtbank is ingesteld en de voorzieningenrechter van oordeel is dat na de zitting nader onderzoek redelijkerwijs niet kan bijdragen aan de beoordeling van de zaak, deze onmiddellijk uitspraak kan doen in de hoofdzaak. Deze situatie doet zich hier voor.

    Feiten en omstandigheden

    Op 27 juni 2002 heeft de gemeenteraad van Emmen besloten een lening te verstrekken aan de betaald voetbalorganisatie Emmen (BVO Emmen).

    Bij brief van 25 september 2002 heeft verweerder aan de raadsleden bekend gemaakt dat de overeenkomst ter borgstelling in verband met de aan BVO Emmen te verstrekken geldlening ter inzage ligt. Onder verwijzing naar artikel 55, eerste lid, van de Gemeentewet heeft verweerder de raadsleden omtrent de ter inzage gelegde stukken geheimhouding opgelegd.

    Bij brief van 2 oktober 2002 heeft verzoeker, raadslid en fractievoorzitter van de politieke partij Burgerbelangen Gemeente Emmen, verweerder ingevolge de Wob verzocht om afschriften van de stukken betreffende de financiering en schuldsanering van de BVO Emmen.

    Bij het (primaire) besluit van 22 oktober 2002 heeft verweerder de gevraagde informatie geweigerd. Hiertegen heeft verzoeker bij brief van 27 oktober 2002 bij verweerder bezwaar gemaakt. Tevens is namens verzoeker aan de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.

    Bij uitspraak van 26 november 2002 heeft de voorzieningenrechter het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen.

    Verzoeker is op 26 november 2002 in de gelegenheid gesteld zijn bezwaren toe te lichten ten overstaan van de commissie rechtsbescherming van de gemeente Emmen, van welke mogelijkheid verzoeker gebruik heeft gemaakt.

    Bij brieven van 2 december 2002 en 9 december 2002 is namens verzoeker in het kader van de bezwaarprocedure een aanvullende reactie gezonden naar verweerder.

    In haar schrijven van 23 december 2002 heeft de commissie rechtsbescherming verweerder geadviseerd de bezwaren ongegrond te verklaren.

    Bij brief van 18 januari 2003 is namens verzoeker aan verweerder een nadere reactie gegeven.

    Verweerder heeft bij het bestreden besluit overeenkomstig het advies van de commissie rechtsbescherming besloten de bezwaren ongegrond te verklaren en bepaald dat verstrekking van de gevraagde informatie op grond van de Wob moet worden geweigerd, omdat hieraan de ingevolge artikel 55 van de Gemeentewet opgelegde geheimhoudingsplicht in de weg staat.

    Standpunten partijen

    Volgens verzoeker is de aan de raadsleden opgelegde geheimhoudingsplicht formeel niet sluitend. Volgens verzoeker is de opgelegde geheimhoudingsplicht niet tot hem gericht. Verzoeker stelt dat hem als individueel raadslid slechts een geheimhoudingsplicht kan worden opgelegd op grond van artikel 25, tweede lid, van de Gemeentewet. Nu dit niet is gebeurd, meende verzoeker vrij te zijn om een verzoek ingevolge de Wob aan verweerder te richten.

    Voor zover verweerder in de bezwaarfase de opgelegde geheimhouding (aanvullend) heeft gebaseerd op artikel 55, derde lid, van de Gemeentewet, stelt verzoeker dat deze geheimhouding nog niet door de raad is bekrachtigd.

    Nu de geheimhouding formeel niet juist is en er openbaar over de stukken is gedebatteerd, zijn de stukken volgens verzoeker openbaar geworden, waardoor er geen geheimhoudingsplicht meer kan worden opgelegd. Volgens verzoeker heeft verweerder door de stukken geanonimiseerd vrij te geven aangegeven dat de stukken niet geheim konden worden gehouden met een beroep op artikel 10 van de Wob. Verzoeker stelt dat de stukken niet alleen zijn geanonimiseerd, maar zijn gebanaliseerd. Met dit laatste doelt verzoeker op het gegeven dat in de openbaar gemaakte stukken niet alleen de naam van de borg niet leesbaar is gemaakt, doch ook andere passages. Voor dit laatste bestaat in de visie van...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT