Hoger beroep van Council of State (Netherlands), 23 de Abril de 2003

Datum uitspraak23 de Abril de 2003
Uitgevende instantie:Council of State (Netherlands)

200202768/1.

Datum uitspraak: 23 april 2003

AFDELING

BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak op het hoger beroep van:

[appellant], wonend te [woonplaats],

tegen de uitspraak van de rechtbank te 's-Gravenhage van 19 april 2002 in het geding tussen:

appellant

en

de raad van de gemeente Den Haag.

  1. Procesverloop

    Bij besluit van 20 januari 2000 heeft de raad van de gemeente Den Haag (hierna: de raad) een verzoek van appellant om vergoeding van schade als bedoeld in artikel 49 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening (hierna: WRO) afgewezen.

    Bij besluit van 14 september 2000 heeft de raad, overeenkomstig het advies van de Adviescommissie bezwaarschriften van 5 september 2000, het daartegen door appellant gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.

    Bij uitspraak van 19 april 2002, verzonden op 6 mei 2002, heeft de rechtbank te 's-Gravenhage (hierna: de rechtbank) het daartegen door appellant ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.

    Tegen deze uitspraak heeft appellant bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 23 mei 2002, hoger beroep ingesteld. Deze brief is aangehecht.

    Bij brief van 31 juli 2002 heeft de raad een memorie van antwoord ingediend.

    De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 20 januari 2003, waar appellant in persoon, bijgestaan door mr. M.J.H.M. Verhoeven, advocaat te Den Haag, en de raad, vertegenwoordigd door mr. W. van Donk, ambtenaar bij de gemeente, vergezeld van [adviseur] van de Stichting Adviesbureau Onroerende Zaken (hierna: SAOZ) zijn verschenen.

  2. Overwegingen

    2.1. Ingevolge artikel 49 van de WRO, voorzover hier van belang, kent de gemeenteraad, voorzover blijkt dat een belanghebbende ten gevolge van het besluit omtrent vrijstelling, als bedoeld in artikel 19 van de WRO, schade lijdt of zal lijden, welke redelijkerwijs niet of niet geheel te zijnen laste behoort te blijven en waarvan de vergoeding niet of niet voldoende door aankoop, onteigening of anderszins is verzekerd, hem op zijn verzoek een naar billijkheid te bepalen schadevergoeding toe.

    2.2. Appellant heeft verzocht om vergoeding van de schade die hij stelt te lijden ten gevolge van het in rechte onaantastbaar geworden besluit tot verlening van vrijstelling ex artikel 19 van de WRO, ten behoeve van de bouw van een supermarkt met een vloeroppervlak van circa 1.000 m op een perceel tussen de [locatie] en de [locatie] te [plaats].

    Appellant meent dat de bouw van de supermarkt heeft geleid tot een omzetverlies en sluiting van zijn - sedert 9...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT