Eerste aanleg - meervoudig van Rechtbank Amsterdam, 26 de Mayo de 2003

Sprekergepubliceerd
Datum uitspraak26 de Mayo de 2003
Uitgevende instantie:Rechtbank Amsterdam

Rechtbank Amsterdam

Sector Bestuursrecht Algemeen

enkelvoudige kamer

UITSPRAAK

in het geding met reg.nr. AWB 02/449 AW A AZ

van:

[eiser], wonende te [woonplaats],

eiser,

vertegenwoordigd door mr. W. de Klein,

tegen:

De Korpsbeheerder van de Politieregio Amsterdam-Amstelland,

verweerder,

vertegenwoordigd door mr. Th. Tanja.

  1. PROCESVERLOOP

    De rechtbank heeft op 1 februari 2002 een beroepschrift ontvangen gericht tegen het besluit van verweerder van 20 december 2001.

    Het onderzoek is gesloten ter zitting van 11 april 2003.

  2. OVERWEGINGEN

    Eiser is aangesteld als generalist in opleiding (Gio) bij het Korps van de politieregio Amsterdam-Amstelland. Op enig moment heeft eiser een wenkbrauwpiercing laten aanbrengen, bestaande uit een goudkleurig staafje van ca. 1 centimeter lang en enkele milimeters dik.

    Bij besluit van 22 maart 2001 is eiser medegedeeld dat het hem vanaf de datum van het besluit niet meer is toegestaan een zichtbare piercing te dragen tijdens de dienst, en is hem opdracht gegeven genoemd sieraad binnen 14 dagen te (laten) verwijderen.

    Eiser heeft tijdig bezwaar gemaakt tegen dit besluit, waarna de Hoor- en adviescommissie verweerder heeft geadviseerd de bezwaren gegrond te verklaren en het besluit te herroepen.

    Bij het bestreden besluit heeft verweerder, in weerwil van voormeld advies, het bezwaar ongegrond verklaard.

    Daarbij is, kort samengevat, overwogen dat een gelaatspiercing afbreuk doet aan de voor een politieambtenaar vereiste autoriteit en representativiteit, en dat tevens het veiligheidsaspect een rol speelt. Voorts is overwogen dat het verbod op het dragen van een gelaatspiering geen strijd oplevert met (inter)nationale regelgeving en/of een ontoelaatbare inbreuk maakt op het recht op zelfexpressie.

    In beroep heeft eiser, kort samengevat, aangevoerd dat verweerder de uitkomst van het overleg in de regionale commissie over het dragen van sieraden ten onrechte niet heeft afgewacht.

    Voorts heeft eiser zich op het standpunt gesteld dat verweerder zijn standpunt dat het dragen van een gelaatspiercing tot een verhoogde kans op lichamelijk letsel kan leiden niet heeft onderbouwd, en dat overigens ten aanzien van andere sieraden zoals oorbellen, waaraan ook veiligheidsrisico's zijn verbonden geen beperkingen worden aangelegd, hetgeen in strijd is met het beginsel dat gelijke gevallen gelijk worden behandeld.

    Eiser is van mening dat de door verweerder aangevoerde argumenten met betrekking tot gezag, autoriteit en...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT