Hoger beroep van Centrale Raad van Beroep, 25 de Abril de 2003

Datum uitspraak25 de Abril de 2003
Uitgevende instantie:Centrale Raad van Beroep

02/1640 AKW

U I T S P R A A K

in het geding tussen:

[appellant], wonende te [woonplaats] (Marokko), appellant,

en

de Raad van bestuur van de Sociale verzekeringsbank, gedaagde.

  1. ONTSTAAN EN LOOP VAN HET GEDING

    Met ingang van 1 januari 2003 zijn de artikelen 3, 4 en 5 van de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen, voorzover het betreft de Sociale verzekeringsbank in werking getreden. Thans oefent gedaagde de taken en bevoegdheden uit die tot genoemde datum werden uitgeoefend door de Sociale Verzekeringsbank. In deze uitspraak wordt onder gedaagde tevens verstaan de Sociale Verzekeringsbank.

    Namens appellant heeft mr. B.J.M. de Leest, advocaat te Utrecht, op daartoe bij aanvullend beroepschrift aangevoerde gronden hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank 's-Gravenhage van 28 januari 2002, waarnaar hierbij wordt verwezen.

    Gedaagde heeft een verweerschrift ingediend.

    Het geding is behandeld ter zitting van de Raad op 21 maart 2003, waar namens appellant is verschenen mr. De Leest, voornoemd, en waar gedaagde zich heeft doen vertegenwoordigen door J.Y. van den Berg, werkzaam bij de Sociale verzekeringsbank.

  2. MOTIVERING

    Appellant is woonachtig in Marokko en heeft tot en met het vierde kwartaal van 1998 kinderbijslag ontvangen voor zijn zoon Othman, geboren [in] 1978. Uit de schoolverklaringen, welke door de betreffende onderwijsinstellingen zijn ingevuld en ondertekend, blijkt dat Othman in de schooljaren 1995/1996 en 1996/1997 onderwijs volgde aan het CollËge Idriss II te Tanger. Vervolgens heeft Othman in het schooljaar 1997/1998 "enseignement gÈnÈral secondaire" gevolgd aan het LycÈe Allal el Fassi te Tanger en in het schooljaar 1998/1999 hetzelfde soort onderwijs aan het LycÈe PrivÈ Jabal Tariq te Tanger.

    In mei 1999 heeft gedaagde een rapportage ontvangen van de Nederlandse ambassade te Rabat, waaruit blijkt dat Othman tot en met het schooljaar 1996/1997 basisonderwijs heeft gevolgd in Marokko en vanaf het schooljaar 1997/1998 algemeen middelbaar onderwijs. Gedaagde heeft vervolgens de betaling van kinderbijslag voor -onder meer- Othman ingaande het eerste kwartaal van 1999 geschorst. Bij besluit van 1 maart 2000 heeft gedaagde aan appellant medegedeeld dat hij, op grond van artikel XII van de Wet van 21 december 1995, Stb. 691, vanaf het vierde kwartaal van 1997 geen recht heeft op kinderbijslag voor Othman, omdat Othman vanaf dat kwartaal niet langer hetzelfde onderwijs volgde als op 1 oktober 1995. Voorts...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT