Eerste aanleg - meervoudig van Rechtbank 's-Gravenhage, Almelo, 5 de Junio de 2003

Sprekergepubliceerd
Datum uitspraak 5 de Junio de 2003
Uitgevende instantie:Almelo

RECHTBANK te 's-GRAVENHAGE

nevenzittingsplaats Almelo

sector vreemdelingenrecht

meervoudige kamer

regnr.: Awb 02/32160 BEPTDN BE en 02/32164 BEPTDN BE

UITSPRAAK

inzake: A,

geboren op [...] 1971,

eiser,

B,

geboren op [...] 1969,

eiseres,

van Joegoslavische nationaliteit, thans burgers van ServiÎ en Montenegro,

IND dossiernummer 9802.12.8002,

gemachtigde: mr. L. Louwerse, advocaat te Dordrecht;

tegen: DE MINISTER VOOR VREEMDELINGENZAKEN EN INTEGRATIE,

voorheen de Staatssecretaris van Justitie,

(Immigratie- en Naturalisatiedienst),

te 's-Gravenhage,

verweerder.

vertegenwoordigd door mr. M. Azmani, ambtenaar ten departemente.

1 Procesverloop

1.1 Op 5 juli 2001 hebben eisers een verzoek ingediend om afgifte van een verblijfsvergunning regulier onder de beperking "tijdsverloop in de asielprocedure". Bij besluit van 21 september 2001 heeft verweerder deze aanvraag afgewezen. Bij brief van 15 oktober 2001 is daartegen bezwaar gemaakt. Verweerder heeft dit bezwaar bij besluit van 19 april 2002 ongegrond verklaard. Bij brief van 23 april 2002 is daartegen beroep ingesteld. Het beroep is op 29 mei 2002 voorzien van gronden. Verweerder heeft op 4 februari 2003 een verweerschrift ingediend.

1.2 Het beroep is ter zitting van 11 april 2003 behandeld. Eisers zijn verschenen, bijgestaan door hun gemachtigde. Verweerder heeft zich doen vertegenwoordigen.

2 Toetsingskader

2.1 In deze procedure dient te worden beoordeeld of het bestreden besluit toetsing aan geschreven en ongeschreven rechtsregels kan doorstaan.

3 Standpunten

3.1 Verweerder heeft het bezwaar ongegrond verklaard, omdat in het onderhavig geval geen sprake is van drie jaar relevant tijdsverloop.

Alhoewel op zich meer dan drie jaren zijn verstreken sinds de datum waarop de asielaanvragen zijn ingediend, te weten 11 februari 1998 (bedoeld is waarschijnlijk 12 februari 1998), is de driejarentermijn onderbroken doordat bij brief van 6 mei 1999 aan eisers rechtmatig verblijf is toegestaan hier te lande in de periode van 21 april 1999 (de ingangsdatum van de aan eiser toegekende voorwaardelijke vergunning tot verblijf (vvtv)) tot 21 april 2000 (de datum van het aflopen van de geldigheidsduur van de vvtv). Eisers standpunt dat de vvtv destijds ten onrechte is verleend omdat zij geen Albanezen uit Kosovo, maar uit ServiÎ waren en dat deze periode derhalve niet als een onderbreking van het relevant tijdsverloop zou mogen worden gezien, volgt verweerder niet. Eisers hebben immers geen inhoudelijk verweer gevoerd tegen het verlenen van de vvtv. Voorts is niet gebleken dat eisers destijds geweigerd hebben het verblijfsdocument aan te nemen. Eisers hebben zelfs een verlengingsaanvraag ingediend, hetgeen des te minder duidt op het daadwerkelijk bestaan van grieven tegen het bezit van een vvtv. Nu eisers feitelijk in het bezit van de vvtv zijn geweest en alle daaraan verbonden rechten hebben genoten, wordt de periode van de vvtv niet als relevant tijdsverloop in de asielprocedure aangemerkt.

De stelling van eisers in bezwaar dat zij de verlengingsaanvraag juist hebben ingediend omdat zij met het verlopen van de geldigheidsdatum van hun F1-pasje anders geen enkel identificatiemiddel zouden hebben, maakt bovenstaande volgens verweerder niet anders. Asielzoekers zonder een verblijfstitel worden in het...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT