Hoger beroep van Court of Appeal of Leeuwarden (Netherlands), 1 de Octubre de 2003

Sprekergepubliceerd
Datum uitspraak 1 de Octubre de 2003
Uitgevende instantie:Court of Appeal of Leeuwarden (Netherlands)

WAHV 03/00766

1 oktober 2003

CJIB 34287090

Gerechtshof te Leeuwarden

Beschikking

op het hoger beroep tegen de beschikking

van de kantonrechter van de rechtbank te Rotterdam

van 29 januari 2003

betreffende

[betrokkene] (hierna te noemen: betrokkene),

wonende te [woonplaats]

  1. De beschikking van de kantonrechter

    De kantonrechter heeft de betrokkene in het verzet tegen de tenuitvoerlegging van een door de officier van justitie in het arrondissement Leeuwarden op 17 januari 2001 uitgevaardigd dwangbevel niet-ontvankelijk verklaard. De beschikking van de kantonrechter is aan deze beschikking gehecht en maakt daarvan deel uit.

  2. Het procesverloop

    De betrokkene heeft tegen de beschikking van de kantonrechter hoger beroep ingesteld.

    De advocaat-generaal heeft een verweerschrift ingediend.

    De betrokkene heeft schriftelijk een nadere toelichting gegeven op het beroep.

    De advocaat-generaal is in de gelegenheid gesteld een reactie te geven op de nadere toelichting op het beroep. Van deze gelegenheid is geen gebruik gemaakt.

  3. Beoordeling

    3.1. Blijkens de stukken van het geding is het dwangbevel op 9 februari 2001 aan de betrokkene betekend. Gelet op het bepaalde in art. 26, derde lid, WAHV, diende het verzetschrift derhalve uiterlijk op 23 februari 2001 door het (toenmalige) kantongerecht te zijn ontvangen. Naar aanleiding van het dwangbevel heeft de betrokkene op 13 februari 2001 een brief gezonden aan het CJIB. Uit de stukken blijkt niet op welke datum het CJIB deze brief heeft ontvangen. Het CJIB heeft deze brief beantwoord op 14 maart 2001. In deze brief heeft het CJIB de betrokkene erop gewezen, dat hij verzet kan doen tegen de tenuitvoerlegging van het dwangbevel. Vervolgens heeft de betrokkene bij brief van 20 maart 2001 verzet gedaan. De kantonrechter heeft het verzet niet-ontvankelijk verklaard, omdat het niet tijdig is gedaan.

    3.2. Gelet op de inhoud van de brief van 13 februari 2001, alsmede gelet op de korte termijn waarbinnen verzet moet worden gedaan, te weten binnen twee weken na de betekening van het dwangbevel, is het hof van oordeel dat het CJIB de brief van de betrokkene van 13 februari 2001 had moeten aanmerken als een verzetschrift, gericht tegen het dwangbevel van 17 januari 2001.

    3.3. Ingevolge het bepaalde in art. 1:4, tweede lid, Awb is hoofdstuk 6 van de Awb op een procedure als de onderhavige van toepassing uitgesloten. Dat geldt derhalve ook voor het bepaalde in art. 6:15 Awb, dat een doorzendplicht bevat ten aanzien van...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT