Eerste aanleg - meervoudig van Rechtbank 's-Gravenhage, 24 de Diciembre de 2003

Sprekergepubliceerd
Datum uitspraak24 de Diciembre de 2003
Uitgevende instantie:Rechtbank 's-Gravenhage

RECHTBANK 's-GRAVENHAGE

sector civiel recht - meervoudige kamer

Vonnis in de zaak met rolnummer 01-2529 van:

  1. [eiser sub 1],

  2. [eiser sub 2 ],

  3. [eiseres sub 3],

    allen wonende te Enschede,

    eisers,

    procureur: mr. E. Grabandt,

    tegen

  4. de Staat der Nederlanden,

    zetelende te 's-Gravenhage,

    gedaagde,

    procureur: mr. J.W.H. van Wijk,

  5. de gemeente Enschede,

    zetelende te Enschede,

    gedaagde,

    procureur: mr. W. Taekema.

    Gedaagden worden hierna ook aangeduid als 'de Staat' en 'de gemeente'.

    De rechtbank heeft kennis genomen van de volgende stukken:

    - de aan de gemeente uitgebrachte dagvaarding van 20 juli 2001;

    - de aan de Staat uitgebrachte dagvaarding van 24 juli 2001;

    - de conclusie van eis, met producties, waaronder de processen-verbaal van het op 20 november, 4 december, 5 december, 6 december en 13 december 2000 en op 26 maart, 29 maart, 19 april en 8 mei 2001 op verzoek van (thans) eisers gehouden voorlopig getuigenverhoor;

    - de conclusie van antwoord van de Staat, met producties;

    - de conclusie van antwoord van de gemeente, met producties;

    - de conclusie van repliek, met producties;

    - de conclusie van dupliek van de Staat, met producties;

    - de conclusie van dupliek van de gemeente, met producties;

    - de akte bij pleidooi van eisers, met producties;

    - de akte houdende overlegging producties van de Staat, met producties;

    - de akte van depot van een ter pleitzitting op 6 oktober 2003 door eisers overgelegde videofilm;

    - de ter pleitzitting overgelegde pleitnotities van mr. J.M. Beer, advocaat te Amsterdam, de pleitnota en aanvullende pleitnota van mr. Van Wijk voornoemd en de pleitnota van mr. B.J.Th. Bouma, advocaat te Enschede.

    Ten pleidooie heeft de rechtbank kennisgenomen van voormelde videofilm. Namens eisers is het woord gevoerd door mr. Beer voornoemd en door mr. M.J. de Witte, advocaat te Amersfoort. Namens de Staat zijn opgetreden mr. Van Wijk voornoemd en mr. M.C. Ritsema van Eck-van Drempt, advocaat te 's-Gravenhage. Voor de gemeente voerde mr. Bouma voornoemd het woord.

    RECHTSOVERWEGINGEN

  6. Feiten

    1.1. De ramp

    1.1.1. In de middag van zaterdag 13 mei 2000 heeft zich te Enschede een ramp voltrokken. Op het terrein van het aan de [adres] gevestigde vuurwerkopslagbedrijf van de vennootschap onder firma S.E.1 Fireworks (het bedrijf wordt hierna aangeduid als: SEF) is brand uitgebroken, is vuurwerk tot ontbranding gekomen en heeft zich een reeks in kracht toenemende ontploffingen voorgedaan. De explosies hebben SEF verwoest en in de omgeving van het bedrijf grote schade veroorzaakt. Ruim de helft van de totale oppervlakte van de buurt Roombeek is verwoest. Als direct gevolg van de ramp zijn 22 mensen overleden en raakten ongeveer 950 mensen gewond. Ruim 200 woningen werden verwoest en nog eens bijna 300 woningen raakten zodanig zwaar beschadigd dat deze nadien door de gemeente onbewoonbaar werden verklaard.

    1.1.2. Eisers woonden tijdens de ramp in de directe omgeving van SEF. Eiser [eiser sub 1] woonde met zijn zoon aan de [adres], op minder dan 100 meter afstand van het bedrijf. Eiser [eiser sub 2] woonde met zijn gezin in de [adres], in de onmiddellijke nabijheid van de [adres]. Eiseres [eiseres sub 3] woonde indertijd op het adres [adres], precies tegenover de ingang van SEF. Eisers hebben allen ten gevolge van de ramp schade geleden, waarvoor zij van overheidswege tegemoetkomingen hebben ontvangen.

    1.2. Bestuurlijk onderzoek

    1.2.1. Direct na de ramp hebben acht rijksinspecties onderzoek verricht naar verschillende aspecten van de ramp. Dit zijn:

    - de Inspectie MilieuhygiÎne;

    - de Inspectie Ruimtelijke Ordening;

    - de Inspectie Volkshuisvesting;

    - de Arbeidsinspectie;

    - de Rijksverkeersinspectie;

    - de Inspectie voor de Politie;

    - de Inspectie Brandweerzorg en Rampenbestrijding;

    - de Inspectie voor de Gezondheidszorg.

    De inspecties hebben gezamenlijk een feitenreconstructie opgesteld, die op 6 november 2000 openbaar is gemaakt.

    1.2.2. Op 26 mei 2000 hebben het college van burgemeester en wethouders van Enschede (hierna: het college van B&W), het college van gedeputeerde staten van Overijssel en de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, in overleg met de ministers van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, van Verkeer en Waterstaat, van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer, van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, van Defensie en van Justitie een onafhankelijke Commissie onderzoek vuurwerkramp ingesteld, die met de naam van haar voorzitter bekend staat en ook hier zal worden aangeduid als de commissie-Oosting. Deze kreeg allereerst tot taak de oorzaak, de toedracht en de bestrijding van de vuurwerkontploffing en de directe gevolgen die deze ramp heeft gehad te onderzoeken, alsmede de organisatie en eerste uitvoering van de zorg voor de door de ramp getroffenen. Bij het onderzoek dienden in ieder geval de volgende aspecten te worden betrokken: (a) de milieuveiligheid, de veiligheid voor de omgeving en de ruimtelijke ordening, (b) de volksgezondheid, waaronder de nazorg en (c) de openbare veiligheid en de rampenbestrijding. Het onderzoek diende zich ook uit te strekken tot de geldende regelgeving en de toepassing daarvan. De commissie diende de gebeurtenissen voor, tijdens en na de ramp in onderlinge samenhang te onderzoeken en daarbij tevens het optreden van de betrokken overheden te betrekken.

    1.2.3. De commissie-Oosting heeft op 28 februari 2001 haar eindrapport en drie onderzoekrapporten uitgebracht. Zij heeft zich daarin uitdrukkelijk onthouden van het formuleren van conclusies op het punt van schuld en aansprakelijkheid van betrokkenen, in verband met mogelijke civielrechtelijke of strafrechtelijke verwijtbaarheid jegens hen, of van hun politiek-bestuurlijke verantwoordelijkheid.

    1.2.4. Het kabinet heeft op 23 maart 2001 zijn standpunt over de conclusies en aanbevelingen van de commissie-Oosting aan de Tweede Kamer aangeboden.

    1.3. Strafrechtelijk onderzoek

    1.3.1. Het Nederlands Forensisch Instituut (NFI) heeft in opdracht van het openbaar ministerie met inschakeling van de Nederlandse Organisatie voor Toegepast Natuurwetenschappelijk Onderzoek TNO technisch onderzoek verricht naar het verloop en de oorzaak van de ramp. Hun rapport van 1 februari 2001 is als bijlage 4A opgenomen in onderzoekrapport A (SE Fireworks; de overheid; de ramp) van de commissie-Oosting.

    1.3.2. De rechtbank te Almelo heeft bij vonnis van 22 augustus 2002 een persoon veroordeeld die ervan werd verdacht de brand bij SEF te hebben gesticht. Het gerechtshof te Arnhem heeft bij arrest van 12 mei 2003 deze verdachte vrijgesproken van het hem te last gelegde.

    1.3.3. Diverse natuurlijke en rechtspersonen hebben op grond van artikel 12 van het Wetboek van Strafvordering bij het gerechtshof te Arnhem beklag gedaan over het niet strafrechtelijk vervolgen van een of meer van de gedaagden en enkele ambtenaren. Bij beschikking van 23 september 2002 heeft dit hof het beklag van enkele klagers niet-ontvankelijk verklaard en dat voor het overige afgewezen.

    1.3.4. Het gerechtshof te Arnhem heeft bij arresten van 12 mei 2003 - onder vernietiging van twee identieke, eveneens veroordelende vonnissen van de rechtbank te Almelo van 2 april 2002 - twee verdachten veroordeeld tot gevangenisstraffen van ieder ÈÈn jaar wegens:

    - opzettelijke overtreding van een voorschrift gesteld bij artikel 18.18 van de Wet milieubeheer, begaan door een rechtspersoon, terwijl verdachte, als medepleger, opdracht tot het feit heeft gegeven en feitelijke leiding heeft gegeven aan de verboden gedraging, meermalen gepleegd;

    - overtreding van een voorschrift gesteld bij artikel 18.18 van de Wet milieubeheer, begaan door een rechtspersoon, terwijl verdachte, als medepleger, opdracht tot het feit heeft gegeven en feitelijke leiding heeft gegeven aan de verboden gedraging, meermalen gepleegd;

    - opzettelijke overtreding van een voorschrift gesteld bij artikel 8.1, eerste lid, van de Wet milieubeheer begaan door een rechtspersoon, terwijl verdachte, als medepleger, opdracht tot het feit heeft gegeven en feitelijke leiding heeft gegeven aan de verboden gedraging;

    - opzettelijke overtreding van een voorschrift gesteld bij artikel 2 van de Wet milieugevaarlijke stoffen, begaan door een rechtspersoon, terwijl verdachte, als medepleger, opdracht tot het feit heeft gegeven en feitelijke leiding heeft gegeven aan de verboden gedraging, meermalen gepleegd;

    - aan de schuld van de rechtspersoon te wijten zijn van brand en ontploffing, terwijl het feit iemands dood ten gevolge heeft, begaan door een rechtspersoon, terwijl verdachte, als medepleger, opdracht tot het feit heeft gegeven en feitelijke leiding heeft gegeven aan de verboden gedraging, meermalen gepleegd;

    - telkens medeplegen van opzettelijke overtreding van een voorschrift gesteld krachtens artikel 24 van de Wet milieugevaarlijke stoffen, meermalen gepleegd.

    Tegen deze arresten is beroep in cassatie ingesteld.

    1.4. (Advisering omtrent de) vergunningverlening

    1.4.1. Op 19 oktober 1976 heeft het college van B&W een bouwvergunning verleend voor de bouw van 13 vuurwerkvoorraadcellen en een montage- en ompakruimte aan de Tollensstraat 50.

    1.4.2. Op 2 februari 1977 heeft het college van B&W een oprichtingsvergunning ingevolge de Hinderwet verleend voor de opslag van vuurwerk aan de Tollensstraat 46-48-50. Op 14 december 1979 is een uitbreidingsvergunning ingevolge de Hinderwet verleend voor onder meer opslag van vuurwerk in zeven MAVO-boxen.

    1.4.3. Bij besluit van 22 april 1997, bekend gemaakt op 24 april 1997, heeft het college van B&W op aanvraag van S.E. Fireworks B.V. een nieuwe, de gehele inrichting omvattende vergunning op grond van de Wet milieubeheer verleend voor een inrichting voor de opslag van vuurwerk (revisievergunning), conform het gepubliceerde ontwerpbesluit van 21 januari 1997. Daarover is advies ingewonnen bij het bureau Adviseur Milieuvergunningen van de directie Materieel Koninklijke Landmacht (hierna: DMKL) van het ministerie van Defensie.

    1.4.4. Bij besluit van 19 juli...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT