Cassatie van Supreme Court (Netherlands), 30 de Enero de 2004

Datum uitspraak30 de Enero de 2004
Uitgevende instantie:Supreme Court (Netherlands)

30 januari 2004

Eerste Kamer

Nr. C02/204HR

JMH/AT

Hoge Raad der Nederlanden

Arrest

in de zaak van:

[eiseres], gevestigd te [vestigingsplaats],

EISERES tot cassatie,

advocaat: mr. M.H. van der Woude,

t e g e n

[verweerder], wonende te [woonplaats],

VERWEERDER in cassatie,

niet verschenen.

  1. Het geding in feitelijke instantie

    Verweerder in cassatie - verder te noemen: [verweerder] - heeft bij exploot van 4 juli 2000 eiseres tot cassatie - verder te noemen: [eiseres] - en [betrokkene 1], wonende te [woonplaats], hierna: [betrokkene 1], gedagvaard voor de rechtbank te 's-Hertogenbosch en gevorderd bij vonnis, voor zover en voor zoveel mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, op de in de dagvaarding aangevoerde gronden, althans in goede justitie te vermenen gronden, [eiseres] en [betrokkene 1] hoofdelijk, des de een betalende de ander zal zijn gekweten, te veroordelen tot betaling aan [verweerder] van alle geleden en nog te lijden materiële en immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente over alle verschuldigde bedragen met ingang van 5 juli 1995, althans met ingang van een in goede justitie te vermenen datum, welke geleden en nog te lijden materiële en immateriële schade nader zal dienen te worden opgemaakt bij staat en dient te worden vereffend volgens de wet, kosten rechtens.

    [Eiseres] heeft de vordering bestreden.

    Tegen de niet verschenen [betrokkene 1] is verstek verleend.

    De rechtbank heeft bij vonnis van 3 april 2002 de vordering van [verweerder] tegen [eiseres] en [betrokkene 1] als hoofdelijke debiteur toegewezen en dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

    Het vonnis van de rechtbank is aan dit arrest gehecht.

  2. Het geding in cassatie

    Tegen het vonnis van de rechtbank heeft alleen [eiseres] beroep in cassatie ingesteld. De cassatiedagvaarding en het herstelexploot zijn aan dit arrest gehecht en maken daarvan deel uit.

    Tegen de niet verschenen [verweerder] is verstek verleend.

    [Eiseres] heeft de zaak doen toelichten door haar advocaat.

    De conclusie van de Advocaat-Generaal J. Spier strekt ertoe dat:

    1) de Hoge Raad zal verstaan dat

    1. de rechtbank 's-Hertogenbosch deze zaak ten onrechte heeft behandeld op de voet van art. 7:658 lid 4 BW;

    2. de rechtbank ten onrechte heeft geoordeeld dat zij in hoogste feitelijke aanleg recht deed;

    2) [eiseres] niet-ontvankelijk wordt verklaard in haar cassatieberoep.

  3. Beoordeling van de ontvankelijkheid van het beroep

    3.1 Voor de beoordeling van de ontvankelijkheid van het beroep, die ook aan de orde wordt gesteld in onderdeel 5 van het middel, moet uitgegaan worden van de door de rechtbank vastgestelde feiten die, voor zover thans van belang, het volgende inhouden.

    (i) [Verweerder] is op 5 juli 1995 een arbeidsongeval overkomen. Tijdens dakdekkerswerkzaamheden is hij vanaf de dakrand naar beneden gevallen. Daardoor heeft [verweerder] letsel opgelopen.

    (ii) [Verweerder] was in dienst van [A] Ltd. (hierna: [A]).

    (iii) [A] voerde de werkzaamheden waarbij het ongeval plaatsvond, uit als onderaannemer van [eiseres].

    (iv) Volgens de verbalisant van de Inspectiedienst SZW waren op het bouwwerk in het geheel geen maatregelen getroffen ter voorkoming van valgevaar. De toegepaste werkwijze was gevaarlijk. [A] is bij onherroepelijk vonnis door de economische politierechter veroordeeld wegens overtreding van de Arbeidsomstandighedenwet.

    3.2 De rechtbank heeft in rov. 3.2 geoordeeld dat [verweerder] aan zijn onder 1 vermelde vordering, voor zover gericht tegen [eiseres], het volgende ten grondslag heeft gelegd. [Eiseres] is aansprakelijk op grond van art. 7A:1638x (oud) BW (thans: 7:658 BW) dan wel op grond van art. 6:162 BW, voor de schade van [verweerder]. [Eiseres] dient namelijk vereenzelvigd althans gelijkgesteld te worden met de werkgever van [verweerder]. Bij [eiseres] berustte immers het toezicht en de verantwoordelijkheid voor voorkoming van arbeidsongevallen, zodat het aan [eiseres] is om aan te tonen dat alle maatregelen zijn genomen ter voorkoming van het ongeval. In rov. 4.2 heeft de rechtbank vervolgens geoordeeld dat zij, aangezien de vordering door [verweerder] voor behandeling in eerste instantie bij de rechtbank is aangebracht, en geen exceptie van onbevoegdheid door [eiseres] is ingeroepen tegen deze vordering zoals die in de dagvaarding is gegrond op art. 7:658 BW, in hoogste feitelijk ressort recht zal doen.

    3.3 Op 1 januari 2002 is in werking getreden de Wet van 6 december 2001 tot herziening van procesrecht in burgerlijke zaken, Stb. 2001, 580. Art. VII lid 1 van deze wet bepaalt dat ten aanzien van de verdere behandeling door een kantongerecht, een arrondissementsrechtbank, een gerechtshof of de Hoge Raad van zaken die op de datum van inwerkingtreding van deze wet aanhangig zijn, het recht van toepassing blijft zoals het gold voor de datum van inwerkingtreding van deze wet. Het strookt met de in deze bepaling neergelegde regel van overgangsrecht om te aanvaarden dat in een zodanig geval ook art. 157 (oud) Rv. van toepassing blijft. Zulks brengt mee dat, indien, zoals in het onderhavige geval, een zaak aanhangig is op 1 januari 2002 en de rechtbank in deze zaak na 1 januari 2002 op grond van art. 157 (oud) in hoogste ressort heeft rechtgesproken, cassatieberoep tegen deze uitspraak openstaat. Hieruit volgt dat de Hoge Raad met het oog op de ontvankelijkheid van het cassatieberoep zal hebben te onderzoeken of het oordeel van de rechtbank dat in het onderhavige geval de voorwaarden voor de toepasselijkheid van art. 157 (oud) Rv. zijn vervuld, juist was.

    3.4 Voor de toepassing van art. 157 (oud) Rv. geldt bij de beantwoording van de vraag of een rechtsvordering tot de kennisneming van de kantonrechter behoort, als maatstaf de grondslag van de vordering zoals die blijkens de dagvaarding door de eiser is ingesteld (vgl. HR 8 juli 1993, nr. 15065, NJ 1993, 689).

    3.5 De rechtbank heeft (in rov. 4.4) geoordeeld dat uit hoofde van art. 7:658 lid 4 BW - waarop...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT