Cassatie van Supreme Court (Netherlands), 24 de Febrero de 2004

Datum uitspraak24 de Febrero de 2004
Uitgevende instantie:Supreme Court (Netherlands)

24 februari 2004

Strafkamer

nr. 01133/03

SG/SM

Hoge Raad der Nederlanden

Arrest

op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch van 24 januari 2003, nummer 20/005021-02, in de strafzaak tegen:

[verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1962, wonende te [woonplaats].

  1. De bestreden uitspraak

    Het Hof heeft in hoger beroep - met vernietiging van een vonnis van de Politierechter in de Rechtbank te Breda van 18 april 2002 - de verdachte ter zake van 1. "bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht" en 2. "overtreding van het bepaalde bij artikel 46, lid 1, van de APV Tilburg 1997" veroordeeld ten aanzien van 1. tot drie dagen gevangenisstraf en ten aanzien van 2. tot n week hechtenis met verbeurdverklaring en onttrekking aan het verkeer zoals in het arrest omschreven.

  2. Geding in cassatie

    2.1. Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft mr. G.J.P.M. Mooren, advocaat te Oisterwijk, bij schriftuur middelen van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.

    De Advocaat-Generaal Vellinga heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.

    2.2. De Hoge Raad heeft kennis genomen van het schriftelijk commentaar van de raadsman op de conclusie van de Advocaat-Generaal.

  3. Beoordeling van het eerste en het tweede middel

    3.1. De middelen richten zich tegen de verwerping door het Hof van het verweer dat de aanhouding van de verdachte onrechtmatig was.

    3.2. Ten laste van de verdachte is, voorzover hier van belang, bewezen verklaard dat:

    hij op 29 september 2001, op een tijdstip tussen 22.00 uur en 6.00 uur (te weten 2.30 uur) te Tilburg op de weg, de Willem II-straat, bij zich heeft gehad een schroevendraaier en een paar chirurgenhandschoenen en een vijl en twee zakmessen en een zaklamp, die er toe kunnen dienen zich onrechtmatig de toegang tot een gebouw of erf te verschaffen, onrechtmatig sluitingen te openen/verbreken, diefstal door middel van braak/verbreking te vergemakkelijken of het maken van sporen te voorkomen.

    3.3. Blijkens het proces-verbaal van de terechtzitting in hoger beroep heeft de raadsman aldaar aangevoerd:

    Met betrekking tot feit 2 meen ik dat de aanhouding onrechtmatig is geweest. De politieagenten kenden [verdachte]. Zijn identiteit was bekend. Het gesprekje dat de politieagenten met hem wilden voeren was dan ook nergens voor nodig. [Verdachte] is toen weggegaan, met versnelde pas. Mijn clint was toen nog geen verdachte! Agent Van Raak is hem achterna gegaan en pakte hem beet. Hiertoe had verbalisant Van Baak geen bevoegdheid. Er is geen sprake van staande houden ex artikel 52 van het Wetboek van Strafvordering. Zijn identiteit was immers bekend. Er is geen aanleiding geweest voor aanhouding op heterdaad. Er was namelijk geen redelijk vermoeden van schuld aan enig strafbaar feit.

    Het door de advocaat (de Hoge Raad leest: Advocaat-Generaal) aangehaalde plastic-tasje-arrest, NJ 1982, 258, verschilt in zoverre van deze zaak dat er bij voornoemd arrest geen sprake was van enig fysiek optreden van een politieagent. In deze zaak is dit wel het geval. Door [verdachte] beet te pakken heeft verbalisant Van Raak een aanhouding verricht. Deze aanhouding is onrechtmatig, met als gevolg dat sprake is van onrechtmatig verkregen bewijs en vrijspraak dient te volgen voor feit 2.

    3.4. Het Hof heeft dat verweer als volgt verworpen:

    "De verbalisanten hebben verklaard dat zij verdachte in een portiek van de Willem II-straat te...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT