Hoger beroep van Centrale Raad van Beroep, 29 de Abril de 2003

Datum uitspraak29 de Abril de 2003
Uitgevende instantie:Centrale Raad van Beroep

01/5714 WAO

U I T S P R A A K

in het geding tussen:

de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, appellant,

en

[gedaagde], wonende te [woonplaats], gedaagde.

  1. ONTSTAAN EN LOOP VAN HET GEDING

    Met ingang van 1 januari 2002 is de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen in werking getreden. Ingevolge de Invoeringswet Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen treedt in dit geding de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) in de plaats van het Landelijk instituut sociale verzekeringen (Lisv). In deze uitspraak wordt onder appellant tevens verstaan het Lisv.

    Bij besluit van 23 maart 2000 heeft appellant geweigerd aan gedaagde een uitkering ingevolge de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO) toe te kennen, onder overweging dat hij na afloop van de wettelijke wachttijd van 52 weken op 13 maart 2000 minder dan 15% arbeidsongeschikt was.

    Gedaagde heeft tegen dit besluit bezwaar gemaakt. Bij besluit van 5 september 2000, hierna: het bestreden besluit, heeft appellant dit bezwaar ongegrond verklaard.

    De rechtbank Amsterdam heeft bij uitspraak van 26 september 2001 het beroep tegen het bestreden besluit gegrond verklaard en dat besluit vernietigd. Voorts heeft de rechtbank appellant veroordeeld in de door gedaagde gemaakte proceskosten en verstaan dat appellant het griffierecht aan gedaagde vergoedt.

    Appellant is van die uitspraak in hoger beroep gekomen.

    Namens gedaagde heeft mr. I.M.G. Maste, advocaat te Hilversum, een verweerschrift ingediend.

    Het geding is behandeld ter zitting van de Raad op 25 juni 2002, waar namens appellant is verschenen mr. M.M. de Boer-Veerman, werkzaam bij het Uwv, terwijl gedaagde in persoon is verschenen, bijgestaan door mr. Maste, voornoemd.

    Na de behandeling van het geding ter zitting van de Raad is gebleken dat het onderzoek niet volledig is geweest, in verband waarmee de Raad heeft besloten het onderzoek te heropenen.

    Ter voortzetting van het onderzoek heeft de Raad vragen gesteld aan appellant, welke appellant heeft beantwoord onder overlegging van nadere stukken.

    Desgevraagd hebben partijen toestemming gegeven de behandeling van het geding ter nadere zitting van de Raad achterwege te laten.

  2. MOTIVERING

    Gelet op de vanwege partijen gegeven toestemming daartoe heeft de Raad bepaald dat het onderzoek ter nadere zitting achterwege blijft en het onderzoek gesloten.

    Gedaagde, geboren op 5 december 1960, was laatstelijk...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT