Hoger beroep van Centrale Raad van Beroep, 19 de Marzo de 2004

Datum uitspraak19 de Marzo de 2004
Uitgevende instantie:Centrale Raad van Beroep

02/2772 AOW

U I T S P R A A K

in het geding tussen:

[appellant], wonende te [woonplaats], appellant,

en

de Raad van bestuur van de Sociale verzekeringsbank, gedaagde.

  1. ONTSTAAN EN LOOP VAN HET GEDING

    Met ingang van 1 januari 2003 zijn de artikelen 3, 4 en 5 van de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen, voorzover het betreft de Sociale verzekeringsbank in werking getreden. Thans oefent gedaagde de taken en bevoegdheden uit die tot genoemde datum werden uitgeoefend door de Sociale Verzekeringsbank. In deze uitspraak wordt onder gedaagde tevens verstaan de Sociale Verzekeringsbank.

    Appellant heeft op daartoe bij beroepschrift aangevoerde gronden hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank ¥s-Gravenhage van 8 april 2002, nr. AWB 01/311 AOW, waarnaar hierbij wordt verwezen.

    Gedaagde heeft een verweerschrift ingediend.

    Appellant heeft vervolgens nog een brief aan de Raad gezonden.

    Het geding is behandeld ter zitting van de Raad op 20 februari 2004, waar appellant -met kennisgeving- niet is verschenen en waar gedaagde zich heeft doen vertegenwoordigen door J.Y. van den Berg, werkzaam bij de Sociale verzekeringsbank.

  2. MOTIVERING

    Appellant is geboren op 18 september 1916 en heeft vanaf 1 september 1981 een ouderdomspensioen ingevolge de Algemene Ouderdomswet (AOW) ontvangen ter hoogte van het maximale pensioen voor een ongehuwde. Op 19 april 2000 is appellant een geregistreerd partnerschap aangegaan met [naam partner], geboren op 25 oktober 1944.

    Na kennisneming van dit geregistreerd partnerschap heeft gedaagde bij besluit van 14 november 2000 het aan appellant toegekende ouderdomspensioen met ingang van 1 mei 2000 herzien in een ouderdomspensioen voor een gehuwde. Aan dit besluit ligt een buitendienstrapport ten grondslag, waaruit -onder meer- blijkt dat appellant en zijn partner zelfstandig zijn blijven wonen in respectievelijk [woonplaats] en [plaatsnaam] en dat zij een belangrijk deel van de week gezamenlijk doorbrengen in [plaatsnaam]. Verder blijkt uit dit rapport dat zij het geregistreerd partnerschap met name zijn aangegaan om de nalatenschap na het overlijden voor elkaar veilig te stellen.

    Bij beslissing op bezwaar van 4 januari 2001, hierna: het bestreden besluit, heeft gedaagde de herziening van het ouderdomspensioen gehandhaafd. De rechtbank heeft het beroep van appellant tegen dat besluit ongegrond verklaard, overwegende dat aan het geregistreerd partnerschap ingevolge titel 5a van het BW dezelfde...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT