Eerste aanleg - meervoudig van Council of State (Netherlands), 7 de Abril de 2004

Datum uitspraak 7 de Abril de 2004
Uitgevende instantie:Council of State (Netherlands)

200206430/1.

Datum uitspraak: 7 april 2004

AFDELING

BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak in het geding tussen:

  1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid "Akzo Nobel Base Chemicals B.V.", gevestigd te Rotterdam,

  2. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid "Nederlandse Benzol Maatschappij B.V.", gevestigd te Dordrecht,

  3. de stichting "Stichting Zuid-Hollandse Milieufederatie", gevestigd te Rotterdam,

    appellanten,

    en

    het college van gedeputeerde staten van Zuid-Holland,

    verweerder.

  4. Procesverloop

    Bij besluit van 28 oktober 2002, kenmerk 220100, heeft verweerder krachtens de Wet milieubeheer aan appellante sub 1 een revisievergunning als geregeld in artikel 8.4, eerste lid, van deze wet verleend voor de productie van chloor, waterstof, loog, chloorbleekloog en zoutzuur in een membraanelektrolyse-inrichting op het perceel Welplaatweg 12 te Botlek-Rotterdam, kadastraal bekend gemeente Rotterdam, sectie AK, nummers 67, 70, 360, 361 en 362. Dit besluit is op 1 november 2002 ter inzage gelegd.

    Tegen dit besluit hebben appellante sub 1 bij brief van 6 december 2002, bij de Raad van State ingekomen op 9 december 2002, appellante sub 2 bij brief van 3 december 2002, bij de Raad van State ingekomen op 4 december 2002, en appellante sub 3 bij brief van 12 december 2002, bij de Raad van State ingekomen op 16 december 2002, beroep ingesteld. Appellant sub 2 heeft haar beroep aangevuld bij brief van 31 december 2002. Appellante sub 3 heeft haar beroep aangevuld bij brief van 13 januari 2003.

    Bij brief van 6 maart 2003 heeft verweerder een verweerschrift ingediend.

    De Stichting Advisering Bestuursrechtspraak voor Milieu en Ruimtelijke Ordening heeft een deskundigenbericht uitgebracht, gedateerd 16 mei 2003. Partijen zijn in de gelegenheid gesteld daarop te reageren.

    Na afloop van het vooronderzoek zijn nadere stukken ontvangen van appellanten sub 1 en 2. Deze zijn aan de andere partijen toegezonden.

    De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 4 september 2003, waar appellante sub 1, vertegenwoordigd door mr. G.J. Niezen, advocaat te Amersfoort, en ir. J. Pranger en drs. J. van den Akker, gemachtigden, appellante sub 2, vertegenwoordigd door mr. N.J.M. de Munnik, advocaat te Rotterdam, en P.J. Kikkert en J.J. Alberts, gemachtigden, appellante sub 3, vertegenwoordigd door mr. drs. J. Rutteman, gemachtigde, en verweerder, vertegenwoordigd door ir. W.P.G.M. Waqu en ir. S.M. de Vries, gemachtigden, en ir. P. Terlouw, ambtenaar van de provincie, zijn verschenen.

  5. Overwegingen

    2.1. Ter zitting heeft appellante sub 2 de grond dat voorschrift 2 in strijd is met de voorschriften 3.3, 3.6 en 3.13 ingetrokken.

    2.2. Bij het bestreden besluit is een deelrevisievergunning verleend voor de productie van chloor, waterstof, loog, chloorbleekloog en zoutzuur, welke stoffen, behalve waterstof, ook worden opgeslagen. Voorts behoort een chloorlosstation tot de inrichting. De productiecapaciteit van chloor wordt in twee fasen uitgebreid tot 500.000 ton per jaar.

    2.3. Ingevolge artikel 1.1, tweede lid, aanhef en onder a, van de Wet milieubeheer worden in deze wet en de daarop berustende bepalingen onder gevolgen voor het milieu mede verstaan gevolgen die verband houden met het verkeer van personen of goederen van en naar de inrichting.

    Ingevolge datzelfde artikellid, aanhef en onder b worden onder bescherming van het milieu mede verstaan de zorg voor de beperking van de nadelige gevolgen voor het milieu van het verkeer van personen of goederen van en naar de inrichting.

    Artikel 8.10, eerste lid, van de Wet milieubeheer bepaalt dat de vergunning slechts in het belang van de bescherming van het milieu kan worden geweigerd. Ingevolge artikel 8.11, tweede lid, kan een vergunning in het belang van de bescherming van het milieu onder beperkingen worden verleend. Ingevolge het derde lid van dit artikel worden aan een vergunning de voorschriften verbonden die nodig zijn ter bescherming van het milieu. Voorzover door het verbinden van voorschriften aan de vergunning de nadelige gevolgen die de inrichting voor het milieu kan veroorzaken, niet kunnen worden voorkomen, worden aan de vergunning de voorschriften verbonden, die de grootst mogelijke bescherming bieden tegen die gevolgen, tenzij dat redelijkerwijs niet kan worden gevergd.

    Hieruit volgt dat de vergunning moet worden geweigerd, indien de nadelige gevolgen die de inrichting voor het milieu kan veroorzaken door het stellen van voorschriften en beperkingen niet kunnen worden voorkomen dan wel niet voldoende kunnen worden beperkt.

    Bij de toepassing van de artikelen 8.10, eerste lid, en 8.11 van de Wet milieubeheer komt verweerder een zekere beoordelingsvrijheid toe, die haar begrenzing onder meer vindt in hetgeen voortvloeit uit de meest recente algemeen aanvaarde milieutechnische inzichten.

    2.4. Appellante sub 1 betoogt...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT