Eerste aanleg - enkelvoudig van Rechtbank Arnhem, 19 de Abril de 2004

Sprekergepubliceerd
Datum uitspraak19 de Abril de 2004
Uitgevende instantie:Rechtbank Arnhem

Rechtbank Arnhem

Sector bestuursrecht

Registratienummers: AWB 03/2433 en 03/2700

Uitspraak

ingevolge artikel 8:77 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in de gedingen tussen:

[X], eiser,

wonende te [woonplaats], vertegenwoordigd door mr. H.R.T.M. van Ojen,

en

de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, verweerder.

  1. Aanduiding bestreden besluiten

    Besluiten van verweerder van 13 oktober 2003 en 21 oktober 2003, uitgereikt door Uwv Gak te Leiden en Uwv GAK te Nijmegen.

  2. Procesverloop

    Bij primair besluit van 2 juli 2003 heeft verweerder eiser medegedeeld dat hij ter zake van zijn ziekmelding per 2 juni 2003 geen recht heeft op een uitkering krachtens de Ziektewet (ZW).

    Bij primair besluit van 4 augustus 2003 heeft verweerder eisers aanvraag om uitkering ingevolge de Werkloosheidswet (WW) geweigerd.

    Bij de in rubriek 1 aangeduide besluiten heeft verweerder de ingediende bezwaren ongegrond verklaard en de eerder genoemde besluiten gehandhaafd.

    Tegen beide besluiten is beroep ingesteld en door verweerder zijn verweerschriften ingediend. Naar deze en de overige door partijen ingebrachte stukken wordt hier kortheidshalve verwezen.

    De beroepen zijn gevoegd behandeld ter zitting van de rechtbank van 26 maart 2004. Eiser is aldaar niet verschenen. Verweerder heeft zich doen vertegenwoordigen door mr. M.S. Winkel.

  3. Overwegingen

    Aan de bestreden besluiten ligt ten grondslag dat eiser geen recht heeft op een ZW-uitkering per 2 juni 2003, respectievelijk op een WW-uitkering, omdat hij recht heeft op doorbetaling van zijn loon door Ixans Uitzendbureau BV (Ixans). Verweerder heeft hiertoe aangevoerd dat de uitzendovereenkomst op basis van artikel 7:690 Burgerlijk Wetboek (BW) tussen eiser en Ixans geen uitzendbeding bevat als bedoeld in artikel 7:691, tweede lid, van het BW. Indien wel een uitzendbeding zou moeten worden aangenomen, dan dient aan de beÎindiging van de overeenkomst een feitelijk verzoek van de inlener om de terbeschikkingstelling te beÎindigen ten grondslag te liggen. Verweerder meent dat geen sprake is geweest van een dergelijk feitelijk verzoek van de inlener.

    Eiser heeft de bestreden besluiten gemotiveerd aangevochten. Op zijn stellingen zal de rechtbank, voor zover nodig, in het navolgende ingaan.

    Blijkens de stukken en het verhandelde ter zitting verrichtte eiser werkzaamheden via Ixans op basis van een uitzendovereenkomst die was afgesloten voor de periode van 7 april 2003 tot uiterlijk 7 oktober 2003.

    ...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT