Hoger beroep van Centrale Raad van Beroep, 4 de Junio de 2004

Datum uitspraak 4 de Junio de 2004
Uitgevende instantie:Centrale Raad van Beroep

01/4171 + 01/4383 WAO

U I T S P R A A K

in de gedingen tussen:

de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, appellant, tevens gedaagde, hierna te noemen: appellant

en

[gedaagde], wonende te [woonplaats], gedaagde, tevens appellante, hierna te noemen: gedaagde.

  1. ONTSTAAN EN LOOP VAN DE GEDINGEN

    Met ingang van 1 januari 2002 is de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen in werking getreden. Ingevolge de Invoeringswet Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen treedt in deze gedingen de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) in de plaats van het Landelijk instituut sociale verzekeringen (Lisv). In deze uitspraak wordt onder appellant tevens verstaan het Lisv.

    Bij besluit van 13 juli 2000 heeft appellant van gedaagde een bedrag van f 44.872,23 teruggevorderd wegens over de periode van 26 mei 1997 tot 1 juni 2000 gedeeltelijk onverschuldigd betaalde uitkeringen op grond van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO).

    Bij besluit van 1 maart 2001, hierna: bestreden besluit, heeft appellant het bezwaar van gedaagde tegen het besluit van

    13 juli 2000 ongegrond verklaard.

    De rechtbank Zwolle heeft bij uitspraak van 4 juli 2001, nr. AWB 01/408 WAO, het beroep tegen het bestreden besluit gegrond verklaard en dit besluit vernietigd.

    01/1471 WAO

    Appellant heeft, op bij aanvullend beroepschrift van 27 september 2001 aangevoerde gronden, hoger beroep ingesteld tegen die uitspraak.

    Namens gedaagde heeft mr. W.P.J.M. van Gestel, werkzaam bij ARAG Nederland N.V., een verweerschrift ingediend, gedateerd 25 oktober 2001.

    Bij brief van 28 november 2001 heeft appellant de Raad bericht dat aan het bestreden besluit een andere motivering ten grondslag wordt gelegd.

    01/4383 WAO

    Gedaagde heeft op zijn beurt hoger beroep doen instellen tegen de uitspraak van de rechtbank Zwolle van 4 juli 2001. De gronden waarop het hoger beroep berust, zijn uiteengezet bij schrijven van 3 augustus 2001.

    Appellant heeft een verweerschrift ingediend, gedateerd 12 oktober 2001.

    De gedingen zijn gevoegd behandeld ter zitting van de Raad, gehouden op 16 mei 2003, waar appellant zich heeft doen vertegenwoordigen door mr. J.J. Bakker, werkzaam bij het Uwv, en waar gedaagde - met voorafgaand bericht - niet is verschenen.

    Ter zitting van de Raad is het onderzoek geschorst.

    Ter voortzetting van het onderzoek heeft de Raad bij brief van 27 mei 2003 appellant verzocht hem te berichten over het door appellant te verrichten nader onderzoek.

    Appellant heeft hieraan voldaan bij brief van 19 augustus 2003. Van de zijde van gedaagde is hierop gereageerd bij schrijven van 1 september 2003 (met bijlage).

    Bij brief van 25 augustus 2003 heeft appellant nog enige stukken overgelegd, terwijl bij schrijven van 7 oktober 2003 appellant op verzoek van de Raad een nader stuk heeft overgelegd alsmede nadere vragen heeft beantwoord.

    De gedingen zijn vervolgens ter behandeling aan de orde gesteld ter zitting van de Raad, gehouden op 23 april 2004, waar partijen met voorafgaand bericht niet zijn verschenen.

  2. MOTIVERING

    Gedaagde, op dat moment werkzaam als ziekenverzorgster gedurende een wisselend aantal uren per week, is op

    21 november 1995 voor die werkzaamheden uitgevallen met rug- en schildklierklachten. Appellant heeft gedaagde met ingang van 19 november 1996 een uitkering op grond van de Algemene Arbeidsongeschiktheidswet (AAW) en de Wet op de...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT