Hoger beroep van Centrale Raad van Beroep, 10 de Agosto de 2004

Datum uitspraak10 de Agosto de 2004
Uitgevende instantie:Centrale Raad van Beroep

E N K E L V O U D I G E K A M E R

02/1421 WAO

U I T S P R A A K

in het geding tussen:

[appellante], wonende te [woonplaats], appellante,

en

de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, gedaagde.

  1. ONTSTAAN EN LOOP VAN HET GEDING

    Met ingang van 1 januari 2002 is de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen in werking getreden. Ingevolge de Invoeringswet Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen treedt in dit geding de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) in de plaats van het Landelijk instituut sociale verzekeringen (Lisv). In deze uitspraak wordt onder gedaagde tevens verstaan het Lisv.

    Bij besluit van 1 juli 2000 heeft gedaagde de uitkering van appellante ingevolge de Wet op de arbeidsongeschikt- heidsverzekering (WAO), welke werd berekend naar een mate van arbeidsongeschiktheid van 80 tot 100%, met ingang van 1 september 2000 ingetrokken op de grond dat haar arbeidsongeschiktheid is afgenomen naar minder dan 15%.

    Bij besluit van 21 december 2000 heeft gedaagde het namens appellante gemaakte bezwaar tegen het besluit van 1 juli 2000 gegrond verklaard, beslist dat appellante op en na 1 september 2000 ongewijzigd voor 80 tot 100% arbeidsongeschikt dient te worden beschouwd en de uitkering van appellante met ingang van 2 februari 2001 herzien en nader vastgesteld naar een mate van arbeidsongeschiktheid van 15 tot 25%.

    De rechtbank Utrecht heeft bij uitspraak van 22 januari 2002, reg.nr. SBR 01/198, het namens appellante ingestelde beroep tegen het besluit van 21 december 2000 (hierna: het bestreden besluit) ongegrond verklaard.

    Namens appellante heeft mr. M.J. Klinkert, advocaat te Woerden, op bij aanvullend beroepschrift aangegeven gronden hoger beroep ingesteld tegen die uitspraak.

    Gedaagde heeft een verweerschrift ingediend.

    Het geding is behandeld ter zitting van de Raad op 29 juni 2004, waar appellante met voorafgaand bericht in persoon noch bij gemachtigde is verschenen, en waar namens gedaagde is verschenen M. Florijn, werkzaam bij het Uwv.

  2. MOTIVERING

    Appellante is in 1989 wegens klachten van psychische aard uitgevallen voor haar werkzaamheden als typiste. Met ingang van 5 april 1990 heeft gedaagde haar uitkeringen ingevolge de Algemene Arbeidsongeschiktheidswet en de WAO toegekend, berekend naar een mate van arbeidsongeschiktheid van 80 tot 100%. De uitkeringen zijn vervolgens met ingang van 1 februari 1995 ingetrokken, op de grond dat de mate...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT