Cassatie van Supreme Court (Netherlands), 13 de Agosto de 2004

Datum uitspraak13 de Agosto de 2004
Uitgevende instantie:Supreme Court (Netherlands)

Nr. 1402

13 augustus 2004

AB

in de zaak van

[eiser], wonende te [woonplaats],

eiser tot cassatie,

advocaat: mr. M.E. Gelpke,

tegen

de Staat der Nederlanden, Ministerie van Verkeer en Waterstaat, waarvan de zetel is gevestigd te 's-Gravenhage,

verweerder in cassatie,

advocaat: mr. H.A. Groen.

  1. Geding in feitelijke instantie

    1.1. Bij exploit van 10 februari 2000 heeft verweerder in cassatie (hierna: de Staat) eiser tot cassatie (hierna: [eiser]) doen dagvaarden voor de Arrondissementsrechtbank te Leeuwarden, en ten behoeve van de ombouw tot dubbelbaans autoweg van het gedeelte Garyp-Nijega van Rijksweg 31 (Zurich-Leeuwarden-Drachten) met bijkomende werken, gevorderd vervroegd uit te spreken de onteigening ten algemenen nutte en ten name van de Staat van een gedeelte groot 0.72.85 hectare van het perceel kadastraal bekend gemeente Bergum, sectie [...], nummer [001], en een gedeelte groot 0.23.50 hectare van het perceel kadastraal bekend gemeente Bergum, sectie [...], nummer [002], beide percelen plaatselijk bekend Earnewarre te Garyp en omschreven als weiland, waarvan [eiser] als eigenaar is aangewezen, en bepaling van het bedrag van de schadeloosstelling.

    1.2. Bij vonnis van 10 mei 2000, dat op 14 augustus 2000 is ingeschreven in de openbare registers, heeft de Rechtbank de gevorderde onteigening bij vervroeging uitgesproken, het voorschot op de schadeloosstelling voor [eiser] bepaald op f 65.788,16, bepaald dat de Staat de bijkomende aanbiedingen gestand zal doen, een rechter-commissaris en deskundigen benoemd, en een plaatsopneming gelast.

    1.3. Bij vonnis van 25 juni 2003 heeft de Rechtbank, voor zover in cassatie van belang, het bedrag van de schadeloosstelling voor [eiser] bepaald op € 38.179,03 vermeerderd met de wettelijke rente over € 8.325,66 vanaf 14 augustus 2000 tot 25 juni 2003.

  2. Geding in cassatie

    2.1. [Eiser] heeft tegen laatstgenoemd vonnis beroep in cassatie ingesteld.

    2.2. De Staat heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.

    2.3. Partijen hebben vervolgens hun standpunten schriftelijk doen toelichten door hun advocaten. [Eiser] heeft gerepliceerd en de Staat heeft gedupliceerd.

    2.4. De Advocaat-Generaal C.W.M. van Ballegooijen heeft op 19 maart 2004 geconcludeerd tot vernietiging van het bestreden vonnis en tot verwijzing van het geding naar het gerechtshof te Leeuwarden.

    2.5. Beide partijen hebben schriftelijk gereageerd op de conclusie.

  3. Beoordeling van de middelen

    3.1. Het eerste middel keert zich tegen het oordeel van de Rechtbank dat geen sprake is van een bijzondere geschiktheid van het onteigende voor het werk waarvoor onteigend is.

    3.2. Deskundigen hadden anders geadviseerd. Zij meenden dat het onteigende wegens de zandige, hier en daar licht leemhoudende aard van de ondergrond een bijzondere geschiktheid bezit voor het werk waarvoor onteigend is (de verdubbeling van Rijksweg 31), omdat voor de onteigenaar de met de aanleg daarvan verbonden kosten lager zullen liggen dan bij de verderop gelegen delen van het tracé, waar een venige ondergrond aanwezig is. [Eiser] heeft zich bij dit standpunt van deskundigen aangesloten.

    3.3. De Rechtbank deelde het standpunt van deskundigen niet. Zij hanteerde als maatstaf de hoedanigheid van het onteigende ten opzichte van in de onmiddellijke nabijheid van het onteigende gelegen gronden. Aangezien deze eveneens in overwegende mate zand bevatten is van een bijzondere geschiktheid van het onteigende geen sprake, aldus rechtsoverweging 6.3 van het bestreden vonnis.

    3.4. De klacht die het middel hiertegen onder b richt komt er, kort gezegd, op neer dat dit een verkeerde maatstaf is omdat niet slechts de onmiddellijke omgeving maatgevend is en een onteigend stuk grond ook een bijzondere geschiktheid kan bezitten voor de aanleg van het werk waarvoor onteigend wordt indien andere gronden in de onmiddellijke omgeving eenzelfde geschiktheid bezitten. Te dien aanzien overweegt de Hoge Raad het navolgende.

    3.5. In het commerciële verkeer pleegt de prijs van een zaak die voor het verwezenlijken van een bepaald doel een grotere geschiktheid heeft dan soortgelijke zaken hebben, die in de regel voor dat doel worden gebezigd, hoger te liggen dan de prijs van vorenbedoelde soortgelijke zaken, omdat met behulp van die zaak het doel met minder dan de gebruikelijke kosten zal kunnen worden bereikt. Evenzo dient bij onteigening in een geval als het onderhavige rekening te worden gehouden met de bijzondere geschiktheid die de te onteigenen zaak reeds heeft voor het doel waarvoor onteigend wordt.

    3.6. De onderhavige onteigening vindt plaats ten behoeve van de ombouw tot dubbelbaans autoweg van het gedeelte Garyp-Nijega van Rijksweg 31 (Zurich-Leeuwarden-Drachten). Het doel van de onteigening is dus wegverbreding. Of het onteigende daarvoor een bijzondere geschiktheid heeft in de hiervoor bedoelde zin hangt daarvan af, of het onteigende een bijzondere eigenschap heeft die daaraan grotere geschiktheid geeft voor wegverbreding dan andere in de omgeving van het onteigende gelegen gronden zouden hebben indien die, zoals het onteigende, langs een te verbreden weg zouden liggen.

    3.7. Voorzover de Rechtbank in haar hiervoor in 3.2 weergegeven oordeel met "in de onmiddellijke nabijheid van het onteigende gelegen gronden" doelt op aan het onteigende grenzende gronden, voert onderdeel b van het eerste middel derhalve terecht aan dat zij niet de juiste maatstaf heeft gehanteerd door slechts te onderzoeken of de hoedanigheid van het onteigende verschilt ten opzichte van die aangrenzende gronden.

    3.8. Tot cassatie kan dit echter niet leiden. De visie van deskundigen over de bijzondere geschiktheid van het onteigende steunt slechts daarop dat het gunstig gelegen is op een zandige, hier en daar licht leemhoudende bodem, die ervoor zorgt dat de kosten voor de Staat om tot de aanleg van het werk over te gaan lager zullen liggen dan op verderop gelegen delen van het tracé waar een venige ondergrond aanwezig is. Daaruit valt niet af te leiden dat de bodemgesteldheid van het onteigende anders is dan die van andere gronden in de omgeving van het onteigende. Ook de feiten waarop [eiser] zijn standpunt baseert dat het onteigende een bijzondere geschiktheid heeft voor de aanleg van het werk, kunnen dat standpunt niet dragen, nu die feiten niet inhouden dat de bodemgesteldheid van het onteigende iets bijzonders is in de omgeving. Ook klacht a van het eerste middel stuit op het hiervoor overwogene af.

    3.9. Het tweede middel keert zich tegen het oordeel van de Rechtbank dat de zogenoemde MINAS-schade dient te worden begroot op nihil.

    3.10. Met betrekking tot die MINAS-schade heeft [eiser] voor de Rechtbank - op zichzelf met juistheid - erop gewezen dat de ontneming van het onteigende tot gevolg had dat zijn "mestruimte" afnam.

    3.11. Echter, blijkens de volledige tekst van de passage uit het deskundigenbericht die de Rechtbank in rechtsoverweging 9 verkort heeft weergegeven, zijn deskundigen ervan uitgegaan dat op de dag van inschrijving van het onteigeningsvonnis (hierna: de peildatum) nog steeds sprake was van een overschot in [eisers] mestruimte, en geen sprake was van mestafzetcontracten. Het is kennelijk op basis van deze feitelijke vaststelling van [eisers] positie op de peildatum, en met inachtneming van de toen vigerende wetgeving, dat de Rechtbank (in het voetspoor van deskundigen) MINAS-schade heeft aangemerkt als een op de peildatum onzekere niet voorzienbare toekomstige gebeurtenis. Daarmee heeft de Rechtbank tot uitdrukking gebracht dat op de peildatum geheel onzeker was of zich MINAS-schade zou voordoen. Met hetgeen de Rechtbank verder heeft overwogen (onder meer over "telkens wisselende wetgeving") heeft zij tot uitdrukking gebracht dat zij de mogelijkheid dat ontwikkelingen in onder meer de mestregelgeving ná de peildatum zouden leiden tot verslechtering van [eisers] positie te speculatief oordeelde om MINAS-schade aannemelijk te achten als schade die [eiser] rechtstreeks en noodzakelijk lijdt door het verlies van het onteigende.

    3.12. Middel II stuit in al zijn onderdelen op het voorgaande af.

  4. Beslissing

    De Hoge Raad:

    verwerpt het beroep;

    veroordeelt [eiser] in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van de Staat begroot op € 316,33 aan verschotten en € 1365 voor salaris.

    Dit arrest is gewezen door de vice-president A.G. Pos als voorzitter, en de raadsheren L. Monné, J.C. van Oven, A.R. Leemreis en C.J.J. van Maanen, en door de vice-president P. Neleman uitgesproken ter openbare terechtzitting van 13 augustus 2004.

    PROCUREUR-GENERAAL BIJ DE HOGE RAAD DER NEDERLANDEN

    MR. C.W.M. VAN BALLEGOOIJEN

    ADVOCAAT-GENERAAL

    Nr. 1402

    Derde Kamer B

    Onteigening

    CONCLUSIE van 19 maart 2004 inzake:

    [eiser]

    tegen

    DE STAAT DER NEDERLANDEN

    1 Feiten en procesverloop

    1.1 Bij vonnis van 10 mei 2000(1) heeft de Rechtbank te Leeuwarden (hierna: de Rechtbank) de vervroegde onteigening uitgesproken ten behoeve van de Staat der Nederlanden (hierna: de Staat) van een gedeelte groot 0.72.85 hectare van het perceel weiland, kadastraal bekend Gemeente Bergum, sectie [...], nr. [001], geheel groot 1.94.50 hectare (grondplan nr. [003]) en een gedeelte groot 0.23.50 hectare van het perceel weiland, kadastraal bekend Gemeente Bergum, sectie [...], nr. [002], geheel groot 5.58.30 hectare (grondplan nr. [004]), van welke percelen eiser tot cassatie (hierna [eiser]) als eigenaar is aangewezen.

    1.2 Tot de onderhavige onteigening was besloten bij Koninklijk Besluit van 13 september 1999(2), ten behoeve van de ombouw tot dubbelbaans autoweg van het gedeelte Garyp-Nijega van Rijksweg 31 met bijkomende werken, in de gemeenten Tytsjerksteradiel en Smallingerland. Het tracébesluit van 28 mei 1998 van de minister van Verkeer en Waterstaat betreft de verdubbeling van deze rijksweg, gedeelte Leeuwarden-Nijega en de voltooiing van het knooppunt Ureterpvallaat. Het weggedeelte waarop het tracébesluit ziet, is in totaal ongeveer 23 kilometer lang; binnen de gemeenten...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT