Hoger beroep van Gerechtshof 's-Hertogenbosch (Nederland), 29 de Junio de 2004

Sprekergepubliceerd
Datum uitspraak29 de Junio de 2004
Uitgevende instantie:Gerechtshof 's-Hertogenbosch (Nederland)

typ. MBR

rolnr. C0400008/HE

ARREST VAN HET GERECHTSHOF TE 's-HERTOGENBOSCH,

zevende kamer, van 29 juni 2004,

gewezen in de zaak van:

[APPELLANT],

wonende te [plaats],

appellant bij exploot van dagvaarding van

4 december 2003,

hierna te noemen: [appellant],

procureur: mr. Ph.C.M. van der Ven,

tegen:

de [GEœNTIMEERDE],

gevestigd te [plaats],

geÔntimeerde bij gemeld exploot,

hierna te noemen: de stichting,

procureur: mr. J.L.M. van Gastel,

op het hoger beroep tegen het door de rechtbank te

's-Hertogenbosch, sector kanton, locatie Eindhoven gewezen vonnis van 30 oktober 2003 tussen de stichting als eiseres en [appellant] als gedaagde.

  1. Het geding in eerste aanleg (zaaknr. 293549, rolnr.

    2695/03)

    Voor het geding in eerste aanleg verwijst het hof naar voormeld vonnis.

  2. Het geding in hoger beroep

    2.1. Bij appeldagvaarding heeft [appellant] twee grieven aangevoerd en geconcludeerd tot vernietiging van het vonnis waarvan beroep en tot veroordeling van de stichting in de kosten van beide instanties. [appellant] heeft tevens een akte overlegging productie genomen.

    2.2. Bij memorie van antwoord heeft de stichting de grieven bestreden en producties overgelegd.

    2.3. Partijen hebben hun zaak doen bepleiten, [appellant] door mr. Traudus en de stichting door mr. Van de Reijt. Beide raadslieden hebben gepleit aan de hand van overgelegde pleitnotities. Ter zitting heeft [appellant] bij akte ÈÈn productie in het geding gebracht.

    2.4. Partijen hebben daarna de gedingstukken aan het hof overgelegd en uitspraak gevraagd.

  3. De gronden van het hoger beroep

    Voor de inhoud van de grieven verwijst het hof naar de appeldagvaarding.

  4. De beoordeling

    4.1. Het gaat in dit hoger beroep om het volgende.

    4.1.1. [appellant] heeft in 1979 van mevrouw [voormalig eigenaresse], de toenmalige eigenaresse van de woning met toebehoren [adres] te [plaats], een atelierruimte gehuurd.

    Die atelierruimte bevindt zich in een houten schuur die bij de woning [adres] te [plaats] hoort. Volgens het proces-verbaal van bevindingen van de regiopolitie Brabant Zuid-Oost d.d. 28 april 2003 (als productie gevoegd bij de conclusie van repliek) heeft de schuur een oppervlakte van ongeveer 1300 m2. De schuur is in opdracht van mevrouw [voormalig eigenaresse] opgesplitst in 10 ateliers die aan kunstenaars zijn verhuurd.

    4.1.2. Sinds begin jaren '90 treedt de stichting op als verhuurster van de ateliers. Daartoe heeft de eigenaresse (of de opvolgend eigenaar de heer [opvolgend eigenaar]) de ateliers om niet in gebruik gegeven aan de stichting en is -kennelijk met toestemming van de huurders waaronder [appellant]- de positie van verhuurder overgenomen door de stichting.

    4.1.3. Volgens [appellant] heeft hij de gehuurde ruimte vanaf 1980 mede als woonruimte in gebruik, zulks met toestemming van de voormalige eigenaresse mevrouw [voormalig eigenaresse].

    De stichting heeft bestreden dat het om permanente...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT