Hoger beroep van Gerechtshof 's-Hertogenbosch (Nederland), 23 de Julio de 2003

Sprekergepubliceerd
Datum uitspraak23 de Julio de 2003
Uitgevende instantie:Gerechtshof 's-Hertogenbosch (Nederland)

tegenspraak

GERECHTSHOF TE 's-HERTOGENBOSCH

meervoudige kamer voor strafzaken

A R R E S T

gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank te Maastricht van 6 februari 2003 in de strafzaak onder parketnummer 03/005818-01 tegen:

[verdachte],

geboren te [geboorteplaats], op [geboortedatum] 1956,

wonende te [adres],

thans preventief gedetineerd in het Huis van Bewaring 'P.I. Lelystad' te Lelystad.

Het hoger beroep

De verdachte heeft tijdig tegen genoemd vonnis hoger beroep ingesteld.

Het onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg en de terechtzitting in hoger beroep.

Het hof heeft kennis genomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen van de zijde van de verdachte naar voren is gebracht.

Het hoger beroep moet, blijkens het verhandelde ter terechtzitting in hoger beroep, worden begrepen als uitdrukkelijk beperkt tot de veroordeling ter zake van hetgeen aan de verdachte onder 1 is ten laste gelegd. Al hetgeen hierna wordt overwogen en beslist heeft uitsluitend betrekking op dat gedeelte van het beroepen vonnis dat aan het oordeel van het hof is onderworpen.

Het vonnis waarvan beroep

Het hof verenigt zich met het beroepen vonnis en met de gronden waarop dit berust, behalve voor wat betreft de bewijsvoering, de opgelegde straf en maatregel en de motivering daarvan.

De bewijsvoering behoeft, mede gelet op hetgeen in hoger beroep aan de orde is gekomen, verbetering. Omwille van de leesbaarheid wordt de bewijsvoering in haar geheel vervangen. De bewezenverklaring door de eerste rechter komt uitsluitend te berusten op de hierna volgende bewijsmiddelen en bijzondere overwegingen omtrent het bewijs.

De tenlastelegging en de bewezenverklaring

Het hof neemt hier uit het beroepen vonnis de weergave van de tenlastelegging over.

De bewijsmiddelen

PRO MEMORIE

De bijzondere overwegingen omtrent het bewijs

A1

De raadsvrouwe heeft zowel in eerste aanleg als in hoger beroep, verweer gevoerd overeenkomstig de inhoud van de door haar aan het hof overgelegde pleitnotities.

Op de gronden zoals in de bedoelde pleitnotities vervat heeft zij zich op het standpunt gesteld dat het voor doodslag vereiste opzet ten tijde van het plegen van het delict bij verdachte heeft ontbroken.

A2

Het hof overweegt te dien aanzien als volgt.

Verdachte heeft, zoals daarvan blijkt uit het proces-verbaal opgenomen op de bladzijden 67 en 68 van de doornummering, op 5 december 2001, te 15.40 uur (kort nadat hij zich om 14.05 uur had gemeld), als volgt verklaard:

U vraagt mij of ik in eigen bewoordingen kan vertellen hetgeen er vandaag gebeurd is. (..)

We stonden beiden in de keuken. Ik zag dat ze een mes vanaf het aanrecht in haar hand pakte. Ze stond voor het aanrecht met het gezicht naar het aanrecht. Ze hield het mes in haar linkerhand vast. Ik denk dat het links was. Het betrof een mes met een zwart handvat. Het betrof een mes van ongeveer 15 20 centimeter. Men kan er vlees mee snijden. Ik zag dat ze zich omdraaide. In het omdraaien schold ze tegen mij en zei dat ze me neer zou steken en dat mijn moeder een hoer was en nog meer dingen. Ik weet het niet meer precies. Ik zag dat ze het mes bij het handvat vasthield en boven zich uithield. Ik dacht dat ze naar mij een stekende beweging wilde maken. Ik weet niet meer precies hoe of wat. Het ging allemaal zo snel. In een flits bedacht ik me en stond plots achter haar. Ik pakte haar met een arm vast en met de...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT