Hoger beroep van Centrale Raad van Beroep, 31 de Diciembre de 2004

Datum uitspraak31 de Diciembre de 2004
Uitgevende instantie:Centrale Raad van Beroep

E K E L V O U D I G E K A M E R

03/2677 WAO

U I T S P R A A K

in het geding tussen:

[appellante], wonende te [woonplaats], appellante,

en

de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, gedaagde.

  1. ONTSTAAN EN LOOP VAN HET GEDING

    Met ingang van 1 januari 2002 is de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen in werking getreden. Ingevolge de Invoeringswet Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen treedt in dit geding de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) in de plaats van het Landelijk instituut sociale verzekeringen (Lisv). In deze uitspraak wordt onder gedaagde tevens verstaan het Lisv.

    Bij besluit van 6 maart 2001 heeft gedaagde geweigerd aan appellante een uitkering ingevolge de Wet op de arbeids- ongeschiktheidsverzekering (WAO) toe te kennen, onder overweging dat appellante, na afloop van de wachttijd, met ingang van 15 februari 2001 minder dan 15% arbeidsongeschikt was.

    Bij besluit van 27 augustus 2001, hierna: het bestreden besluit, heeft gedaagde het hiertegen ingediende bezwaarschrift van appellante ongegrond verklaard.

    De rechtbank Rotterdam heeft bij uitspraak van 15 april 2002 (registratienummer WAO 01/2010) het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard.

    Namens appellante heeft mr. M.J. Blom, destijds advocaat te Spijkenisse, bij aanvullend beroepschrift van 28 mei 2003 aangevoerde gronden, tegen die uitspraak hoger beroep ingesteld.

    Gedaagde heeft een verweerschrift, gedateerd 21 juli 2003, ingediend.

    Het geding is behandeld ter zitting van de Raad op 19 november 2004, waar appellante niet is verschenen en waar gedaagde zich heeft laten vertegenwoordigen door

    drs. J.C. van Beek, werkzaam bij het Uwv.

  2. MOTIVERING

    Appellante, werkzaam als logistiek medewerkster bij een bloemenveiling voor 22 tot 29 uur per week, is op 17 februari 2000 uitgevallen in verband schouder- en armklachten. De verzekeringsarts S.C. Kromokarijo heeft bij rapportage van

    27 november 2000 vastgesteld dat appellante geschikt is voor schoudersparend werk, en heeft hiertoe een belastbaar- heidspatroon, gedateerd 27 november 2000, opgesteld. De arbeidsdeskundige N. Verbree heeft vijf functies geselecteerd, waarvan hij er drie heeft gebruikt voor een theoretische schatting. Het verlies aan verdiencapaciteit heeft hij hierbij berekend op minder dan 15%. Bij primair besluit van 6 maart 2001 is op basis van deze rapporten aan appellante een uitkering ingevolge de WAO...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT