Hoger beroep van Centrale Raad van Beroep, 6 de Enero de 2005

Datum uitspraak 6 de Enero de 2005
Uitgevende instantie:Centrale Raad van Beroep

03/1334 CSV

03/1428 CSV

U I T S P R A A K

in de gedingen tussen:

[belanghebbende], gevestigd te [vestigingsplaats], belanghebbende,

en

de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, het bestuursorgaan.

  1. ONTSTAAN EN LOOP VAN DE GEDINGEN

    Met ingang van 1 januari 2002 is de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen in werking getreden. Ingevolge de Invoeringswet Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen treedt in dit geding de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) in de plaats van het Landelijk instituut sociale verzekeringen (Lisv). In deze uitspraak wordt onder het bestuursorgaan tevens verstaan het Lisv.

    Beide partijen zijn in hoger beroep gekomen van de tussen partijen op 13 februari 2003 onder kenmerk 01/586 door de rechtbank Groningen gewezen uitspraak.

    Het bestuursorgaan heeft een verweerschrift ingediend.

    De zaak is behandeld ter zitting van de Raad op 25 november 2004, waar namens belanghebbende zijn verschenen mr. L.E. Bindemann, belastingadviseur bij Mazars Paardekooper Hoffman te Amsterdam en mr. G.B. de Jong, advocaat te Roden, en het bestuursorgaan zich heeft laten vertegenwoordigen door mr. F. Verhaart, werkzaam bij het Uwv.

  2. MOTIVERING

    Ten tijde van belang werd door belanghebbende een horecabedrijf geÎxploiteerd. In 1996 is bij belanghebbende een looncontrole gehouden. De bevindingen daarvan hebben aanleiding gegeven tot een strafrechtelijk onderzoek. In het kader van dat onderzoek zijn 135 getuigen gehoord, waaronder (ex-)werknemers van belanghebbende.

    Het bestuursorgaan heeft een correctienota over 1993 ten laste van belanghebbende opgelegd. Daaraan ligt, kort gezegd, ten grondslag dat door belanghebbende geen deugdelijke (loon-)administratie is gevoerd, omdat daarin geen dag-, uren- en aftekenlijsten (zogenaamde primaire bescheiden) zijn opgenomen. Het bestuursorgaan heeft de door belanghebbende over 1993 verloonde bedragen, met voorbijgaan aan de opgaven van belanghebbende, geschat aan de hand van in het bijzonder de door de (ex-)werknemers van belanghebbende afgelegde verklaringen. Daarbij heeft het bestuursorgaan tevens toepassing gegeven aan artikel 3 van het Fooienbesluit, omdat belanghebbende niet steeds ten minste het minimumloon op grond van de CAO voor het horeca- en aanverwante bedrijf aan haar werknemers heeft uitbetaald.

    Het bezwaar van belanghebbende is, voor zover thans nog van belang, bij het bestreden besluit van 29 mei...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT