Eerste aanleg - meervoudig van Court of Appeal of 's-Gravenhage (Netherlands), 12 de Julio de 2002
Spreker | gepubliceerd |
Datum uitspraak | 12 de Julio de 2002 |
Uitgevende instantie: | Court of Appeal of 's-Gravenhage (Netherlands) |
GERECHTSHOF TE 's-GRAVENHAGE
vierde meervoudige belastingkamer
12 juli 2002
nummer BK-01/03209
UITSPRAAK
op het beroep van de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid A. B.V. te Z tegen de uitspraak van de Inspecteur, het hoofd van de eenheid Grote ondernemingen P van de Belastingdienst, betreffende na te noemen naheffingsaanslag.
-
Naheffingsaanslag en bezwaar
1.1. Blijkens aanslagbiljet, met dagtekening 26 juni 2001 en met aanslagnummer [], is aan belanghebbende over het tijdvak 1 januari 1998 tot en met 31 december 2000 een naheffingsaanslag in de omzetbelasting opgelegd.
1.2. De nageheven belasting beloopt een bedrag van ƒ 827.874. Er is geen boete toegepast.
1.3. Na door belanghebbende daartegen gemaakt bezwaar, heeft de Inspecteur bij de bestreden uitspraak de naheffingsaanslag gehandhaafd.
-
Loop van het geding
2.1. Belanghebbende is van de uitspraak van de Inspecteur in beroep gekomen bij het Hof. De griffier heeft in verband daarmee van belanghebbende een griffierecht geheven van ƒ 450 (? 204,20).
2.2. De Inspecteur heeft een verweerschrift ingediend. Belanghebbende heeft vervolgens een conclusie van repliek ingediend, waarop de Inspecteur heeft gereageerd met een conclusie van dupliek. Bij brief van 7 juni 2002 heeft belanghebbende nog enkele stukken ingediend. De Inspecteur heeft daarvan afschriften ontvangen. Het Hof rekent die stukken tot de gedingstukken.
2.3. De mondelinge behandeling van de zaak heeft plaatsgehad ter zitting van het Hof van 21 juni 2002, gehouden te Den Haag. Beide partijen zijn ter zitting verschenen. Van het ter zitting verhandelde is een proces-verbaal opgemaakt.
2.4. Op de zitting is tevens behandeld de zaak, bekend onder 's Hofs kenmerk BK-01/01936, inzake het beroep van belanghebbende betreffende de haar opgelegde naheffingsaanslag in de omzetbelasting over het tijdvak 1 januari 1996 tot en met 31 december 1998.
-
Vaststaande feiten
Op grond van de stukken van het geding en het ter zitting verhandelde is, als tussen partijen niet in geschil, dan wel door een van hen gesteld en door de wederpartij niet of niet voldoende weersproken, het volgende komen vast te staan:
3.1. Belanghebbende exploiteert een groot aantal sekswinkels. Voor het geheel van de in het kader daarvan verrichte activiteiten is zij ondernemer in de zin van artikel 7 van de Wet op de omzetbelasting 1968 (hierna: de Wet).
3.2. Naast het ter verkoop aanbieden van diverse seksartikelen biedt belanghebbende aan haar klanten, in...
Om verder te lezen
PROBEER HET UIT