Cassatie van Supreme Court (Netherlands), 22 de Febrero de 2005

Datum uitspraak22 de Febrero de 2005
Uitgevende instantie:Supreme Court (Netherlands)

22 februari 2005

Strafkamer

nr. 01417/04

EC/IV

Hoge Raad der Nederlanden

Arrest

op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof te 's-Gravenhage van 1 oktober 2003, nummer 22/001895-03, in de strafzaak tegen:

[verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1958, wonende te [woonplaats].

  1. De bestreden uitspraak

    Het Hof heeft in hoger beroep - met vernietiging van een vonnis van de Rechtbank te 's-Gravenhage van 27 september 2002 - de verdachte vrijgesproken van het bij inleidende dagvaarding onder 1 primair en 2 primair tenlastegelegde en hem voorts ter zake van 1 subsidiair "opzettelijk als degene die ingevolge de Belastingwet verplicht is tot het bewaren van boeken, bescheiden en andere gegevensdragers, deze niet bewaren, terwijl dat feit er toe strekt dat te weinig belasting wordt geheven, begaan door een rechtspersoon, terwijl hij feitelijk leiding heeft gegeven aan de verboden gedragingen, meermalen gepleegd", 2 subsidiair "opzettelijk een vals geschrift, als bedoeld in artikel 225, eerste lid van het Wetboek van Strafrecht, voorhanden hebben, terwijl hij weet dat dit geschrift bestemd is om te gebruiken als ware het echt en onvervalst, gepleegd door een rechtspersoon, terwijl hij feitelijk leiding heeft gegeven aan de verboden gedraging, meermalen gepleegd" en 3. "het deelnemen aan een organisatie die tot oogmerk heeft het plegen van misdrijven" veroordeeld tot zes maanden gevangenisstraf voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren, alsmede tot een taakstraf bestaande uit een werkstraf voor de duur van 240 uren, subsidiair 120 dagen hechtenis.

  2. Geding in cassatie

    Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft mr. T.B. Trotman, advocaat te 's-Gravenhage, bij schriftuur middelen van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.

    De Advocaat-Generaal Wortel heeft geconcludeerd dat de Hoge Raad het beroep zal verwerpen.

  3. Beoordeling van de middelen

    3.1. Het eerste middel klaagt dat het Hof het verweer dat de inleidende dagvaarding voorzover deze het onder 1 tenlastegelegde betreft nietig is, ten onrechte, althans op ontoereikende gronden heeft verworpen, zulks omdat het Hof zou hebben miskend dat de in art. 52 AWR bedoelde administratie- en bewaarplicht slechts bestaat voor gegevens die relevant zijn in het kader van de eigen belasting- of inhoudingsplicht van de verdachte.

    Het tweede middel klaagt dat het Hof niet heeft beslist op een bewijsverweer, inhoudende dat te dezen geen sprake kan zijn van een bewaarplicht als bedoeld in art. 52 AWR omdat deze zich beperkt tot gegevens die slechts voor de eigen belasting- of inhoudingsplicht van belang zijn.

    Het derde middel komt met een motiveringsklacht op tegen 's Hofs eerste, onder punt 9 van zijn arrest opgenomen nadere bewijsoverweging en klaagt dat het Hof heeft miskend dat meerbedoelde bewaarplicht geen betrekking kan hebben op onjuiste en/of valse stukken.

    De middelen betreffen alle, in de kern genomen en kort gezegd, de omvang en de reikwijdte van de administratie- en bewaarplicht als bedoeld in art. 52 AWR.

    De middelen lenen zich daarom voor een gezamenlijke bespreking.

    3.2. Overeenkomstig de inleidende dagvaarding, onder 1 subsidiair, is ten laste van de verdachte bewezenverklaard dat:

    Firma [A] en

    [B] B.V.

    op tijdstippen gelegen in de periode van 1 januari 1999 tot en met 3 oktober 2001 te Maasdijk als degenen die ingevolge de Belastingwet verplicht waren tot het bewaren van boeken en/of bescheiden en/of (andere) gegevensdragers, opzettelijk deze niet hebben bewaard, immers hebben genoemde ondernemingen primaire en originele urenlijsten (Pad-registratie(s) en/of handgeschreven registratie(s) betrekking hebbend op de periode van 1 januari 1999 tot en met 3 oktober 2001) elk zijnde een stuk waarin een primaire vastlegging is opgenomen van het (juiste) aantal mensen dat gedurende een op die lijst vermeld aantal uren in een op de lijst betrekking hebbende week bij voormelde ondernemingen, namens Uitzendbureau [F] BV werkzaam was geweest, niet bewaard, terwijl die feiten ertoe strekten dat te weinig belasting werd geheven,

    aan welke bovenomschreven gedragingen verdachte telkens feitelijk leiding heeft gegeven.

    3.3. De bestreden uitspraak houdt - voorzover thans van belang - in:

    4. Nietigheid van de dagvaarding

    De raadsman van de verdachte (...) heeft ter terechtzitting in hoger beroep bepleit - zakelijk weergegeven - dat de dagvaarding voor wat betreft het onder 1 tenlastegelegde nietig wordt verklaard nu het onduidelijk is op wiens verplichting ingevolge de Belastingwet het openbaar ministerie doelt.

    Het hof verwerpt dit verweer. Naar het oordeel van het hof is voldoende duidelijk dat aan de verdachte wordt verweten het met anderen niet nakomen van een verplichting ingevolge de Belastingwet die op de ondernemingen van de verdachte rustte. Deze verplichting houdt in het bewaren van primaire en originele gegevensdragers die tot de administratie van de ondernemingen van de verdachte behoren, teneinde een juiste belastingheffing te garanderen.

    en

    9. Nadere bewijsoverweging

    De raadsman van de verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep betoogd - zakelijk weergegeven - dat de verdachte van het onder 1 tenlastegelegde feit moet worden vrijgesproken, omdat de weggegooide gegevens deels onjuist, althans 'nietszeggend' zijn.

    Aan de verdachte is onder 1 tenlastegelegd - kort en zakelijk weergegeven - dat hij primaire en originele gegevens niet heeft bewaard, dan wel dat hij leiding heeft gegeven aan het niet bewaren van primaire en originele gegevens. Of in die gegevens onjuistheden voorkomen, is daarbij niet van belang. Nu uit de bewijsmiddelen volgt dat de verdachte feitelijk leiding heeft gegeven aan het niet bewaren van primaire en originele gegevens, faalt het betoog van de raadsman.

    3.4. Art. 52, eerste en tweede lid, AWR, waarop de in de tenlastelegging en bewezenverklaring onder 1 bedoelde verplichting is gebaseerd, luidt voor zover thans van belang aldus:

    1. Administratieplichtigen zijn gehouden van hun vermogenstoestand en van alles betreffende hun bedrijf, zelfstandig beroep of werkzaamheid naar de eisen van dat bedrijf, dat zelfstandig beroep of die werkzaamheid op zodanige wijze een administratie te voeren en de daartoe behorende boeken, bescheiden en andere gegevensdragers op zodanige wijze te bewaren, dat te allen tijde hun rechten en verplichtingen alsmede de voor de heffing van belasting overigens van belang zijnde gegevens hieruit blijken.

    2. Administratieplichtigen zijn:

    a. lichamen;

    b. natuurlijke personen die een bedrijf of zelfstandig een beroep uitoefenen (...);

    c. natuurlijke personen die inhoudingsplichtig zijn.

    3.5. De wetsgeschiedenis houdt ten aanzien van deze bepaling onder meer het volgende in:

    Voor de administratieplichtige geldt, zowel voor zijn eigen belastingaangelegenheden als voor de heffing van de belasting waarvan de inhouding aan hem is opgedragen alsmede voor de heffing van de belasting van derden, de verplichting desgevraagd inlichtingen te verschaffen respectievelijk informatiedragers voor raadpleging ter beschikking te stellen k als hij zijn administratieverplichting en zijn bewaarverplichting niet of niet volledig heeft nageleefd. (...) Ter zake van de administratieverplichting in de Algemene wet is, conform het huidige artikel 53a, daarnaast de verplichting opgenomen dat uit de administratie ook voor de heffing van belasting overigens van belang zijnde gegevens duidelijk moeten blijken.

    (Kamerstukken II 1988-1989, 21 287, nr. 3, p. 6.)

    en

    Volgens de heersende opvatting dient het begrip > niet eng te worden opgevat. Het omvat alle stukken waarvan de kennisneming van belang kan zijn voor de vaststelling van de feiten welke invloed kunnen uitoefenen op de belastingheffing.

    (Kamerstukken II 1988-1989, 21 287, nr. 3, p. 8.)

    en

    Voor wat betreft de inhoud van de bewaarverplichting kan thans (...) een onderscheid gemaakt worden naar drie categorien informatiedragers:

    1. ontvangen documenten of andere informatiedragers;

    2. afschriften...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT