Hoger beroep van Centrale Raad van Beroep, 24 de Febrero de 2005

Datum uitspraak24 de Febrero de 2005
Uitgevende instantie:Centrale Raad van Beroep

03/2043 MAW en 03/2122 MAW

U I T S P R A A K

in de gedingen tussen:

[appellant I], wonende te [woonplaats] (CuraÁao, Nederlandse Antillen), appellant I,

[appellant II], wonende te [woonplaats] (CuraÁao, Nederlandse Antillen), appellant II,

en

de Bevelhebber der Zeestrijdkrachten, gedaagde.

  1. ONTSTAAN EN LOOP VAN DE GEDINGEN

    Namens appellant I is op de daartoe bij aanvullend beroepschrift aangevoerde gronden hoger beroep ingesteld tegen een door de rechtbank 's-Gravenhage op 24 maart 2003, onder nr. AWB 02/2627 MAWKMA, tussen appellant I en de directeur personeel Koninklijke Marine gegeven uitspraak (hierna: uitspraak 1), waarnaar hierbij wordt verwezen.

    Namens appellant II is op de daartoe bij beroepschrift aangevoerde gronden hoger beroep ingesteld tegen een door de rechtbank 's-Gravenhage op 24 maart 2003, onder nr. AWB 02/2985 MAWKMA, tussen appellant II en de Bevelhebber der Zeestrijdkrachten gegeven uitspraak (hierna: uitspraak 2), waarnaar hierbij wordt verwezen.

    Gedaagde heeft met betrekking tot beide gedingen een verweerschrift ingediend.

    De directeur personeel Koninklijke Marine heeft op een schrijven van de Raad gereageerd.

    Zowel namens appellant I als namens appellant II is op het verweer van gedaagde gereageerd.

    De gedingen zijn gevoegd behandeld ter zitting van 13 januari 2005, waar voor appellant I is verschenen mr. O.W. Borgeld, juridisch adviseur te Bentveld, en waar appellant II in persoon is verschenen, bijgestaan door J.G. de Werker-Bekx, juridisch adviseur bij de VBM/NOV te 's-Gravenhage. Gedaagde heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. C.A.D. Berkhuizen, werkzaam bij het Ministerie van Defensie.

  2. MOTIVERING

    1. Voor een uitgebreidere weergave van de in deze gedingen van belang zijnde feiten en omstandigheden wordt verwezen naar de aangevallen uitspraken. De Raad volstaat met het volgende.

      1.1. Appellant I, die als commandant bij "Hato-militair" te Willemstad, CuraÁao, is geplaatst, heeft op 11 januari 2002 verzocht om met toepassing van artikel 28 van het Verplaatsingskostenbesluit militairen in aanmerking te komen voor restitutie van de door hem eventueel te betalen invoerrechten ter zake van de invoer van zijn personenauto bij uitzending naar de Nederlandse Antillen op 22 juni 2002. Dit verzoek is door de directeur personeel Koninklijke Marine bij besluit van 6 maart 2002 afgewezen onder verwijzing naar het beleid van de Koninklijke Marine inzake de vergoeding van deze kosten. Bij het bestreden besluit van de directeur personeel Koninklijke Marine van 11 juni 2002 (hierna: besluit 1) is de afwijzing na gemaakt bezwaar gehandhaafd.

      1.2. Appellant II, die als vliegveiligheidsofficier bij "Hato-militair" te Willemstad, CuraÁao, is geplaatst, heeft op 15 januari 2002 verzocht om in aanmerking te komen voor restitutie van de door hem eventueel te betalen invoerrechten ter zake van de invoer van zijn personenauto bij uitzending naar de Nederlandse Antillen. Dit verzoek is door de directeur personeel Koninklijke...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT