Cassatie van Supreme Court (Netherlands), 4 de Marzo de 2005

Datum uitspraak 4 de Marzo de 2005
Uitgevende instantie:Supreme Court (Netherlands)

4 maart 2005

Eerste Kamer

Nr. C03/274HR

RM/AT

Hoge Raad der Nederlanden

Arrest

in de zaak van:

  1. Mr. Eliza Anna Maria VAN UIJTHOVEN, in haar hoedanigheid van bewindvoerder van [eiser 2], kantoorhoudende te Tilburg,

  2. [Eiser 2], wonende te [woonplaats],

  3. Mr. Daan Pieter SCHALKEN in zijn hoedanigheid van bewindvoerder van [eiser 4], kantoorhoudende te Boxtel,

  4. [Eiser 4], wonende te [woonplaats],

    EISERS tot cassatie, voorwaardelijk incidenteel verweerders,

    advocaat: mr. J.H.M. van Swaaij,

    t e g e n

    BUREAU VOOR KAVELRUIL HAAREN B.V., gevestigd te Cromvoirt, gemeente Vught,

    VERWEERSTER in cassatie, voorwaardelijk incidenteel eiseres,

    advocaat: mr. E. Grabandt.

  5. Het geding in feitelijke instanties

    Eisers tot cassatie sub 2 en 4 - verder te noemen: de zoons dan wel [eiser] c.s. - hebben bij exploot van 11 januari 2001 verweerster in cassatie - verder te noemen: Kavelruil - gedagvaard voor de rechtbank te 's-Hertogenbosch en gevorderd Kavelruil te veroordelen binnen twee weken na het in dezen te wijzen vonnis, aan [eiser] c.s. te leveren het perceel grond inclusief opstallen, gelegen aan de [a-straat] te [plaats], tegen betaling door [eiser] c.s. van in totaal ƒ 161.013,--, zulks op straffe van verbeurte van een dwangsom.

    Kavelruil heeft de vordering bestreden en in reconventie gevorderd - kort gezegd - [eiser] c.s. te veroordelen de door hen gelegde beslagen op te heffen, op straffe van verbeurte van een dwangsom.

    [Eiser] c.s. hebben de vordering in reconventie bestreden.

    Op verzoek van [eiser] c.s. heeft de rechtbank bij incidenteel vonnis van 23 november 2001 de voeging van de beide procedures bevolen.

    Na verder processueel debat heeft de rechtbank bij vonnis van 8 mei 2002, in conventie, onder afwijzing van het meer of anders gevorderde, Kavelruil veroordeeld binnen vier weken na betekening van dit vonnis, aan [eiser] c.s. het perceel te leveren tegen betaling van € 73.064,51, op straffe van verbeurte van een dwangsom. De vordering in reconventie heeft de rechtbank afgewezen.

    Tegen het vonnis van 8 mei 2002 heeft Kavelruil hoger beroep ingesteld bij het gerechtshof te 's-Hertogenbosch. [Eiser] c.s. hebben incidenteel hoger beroep ingesteld.

    Bij arrest van 12 augustus 2003 heeft het hof het vonnis van de rechtbank vernietigd, de vordering van [eiser] c.s. tot levering van de onroerende zaak aan de [a-straat] te [plaats] afgewezen, eiseres tot cassatie sub 1, mr. Van Uithoven q.q., en [eiser] c.s. veroordeeld tot opheffing van de door hen gelegde beslagen binnen twee dagen na betekening van dit arrest, zulks op straffe van verbeurte van een dwangsom.

    Het arrest van het hof is aan dit arrest gehecht.

  6. Het geding in cassatie

    Tegen het arrest van het hof hebben [eiser] c.s. en hun ingevolge de Wet schuldsanering natuurlijke personen benoemde bewindvoerders - hierna: de bewindvoerders - beroep in cassatie ingesteld. Kavelruil heeft voorwaardelijk incidenteel cassatieberoep ingesteld. De cassatiedagvaarding en de conclusie van antwoord tevens houdende voorwaardelijk incidenteel cassatieberoep zijn aan dit arrest gehecht en maken daarvan deel uit.

    Partijen hebben over en weer geconcludeerd tot verwerping van het beroep.

    De zaak is voor partijen toegelicht door hun advocaten.

    De conclusie van de Advocaat-Generaal J.L.R.A. Huydecoper strekt in het principale cassatieberoep tot vernietiging en verwijzing en in het incidentele beroep tot verwerping.

  7. Uitgangspunten in cassatie

    3.1 In cassatie kan van het volgende worden uitgegaan.

    (i) [De vader] (hierna: de vader) heeft op 23 februari 1999 aan Kavelruil verkocht en op die dag bij notariële akte geleverd een verhard perceel, groot 845 m², met daarop staande loods te [plaats] aan de [a-straat] (hierna: het perceel), een en ander voor de prijs van ƒ 150.000,-- en kosten. Bij dezelfde akte heeft de vader bedongen dat hij en de zoons binnen tien jaren, dus tot 23 februari 2009 het recht hadden deze onroerende zaak voor dezelfde prijs inclusief kosten (terug) te kopen. Dit beding is aan de zoons bekend geworden en niet onverwijld door hen afgewezen. Bij deze akte is door de vader ook bedongen dat de zoons het bestaande gebruik van dit perceel mochten voortzetten. Het perceel diende tot parkeergelegenheid voor de door de zoons geëxploiteerde horecagelegenheid aan de overzijde van de [a-straat].

    (ii) Aanleiding tot verkoop van dit stuk grond was de omstandigheid dat zowel de vader als de zoons in financiële moeilijkheden waren geraakt. Op de zoons is bij vonnis van 5 maart 2001, onderscheidenlijk bij vonnis van 13 mei 2002 de schuldsaneringsregeling van toepassing verklaard.

    (iii) De vader heeft bij onderhandse akte van 18 november 1999 afstand gedaan van het terugkooprecht. In ruil voor die afstand heeft hij een betaling van ƒ 30.000,-- bedongen en ontvangen.

    (iv) Bij brief van 22 december 2000 hebben de zoons Kavelruil op grond van het door hen aanvaarde derdenbeding gesommeerd tot levering van het perceel aan hen binnen zes weken. Kavelruil heeft aan deze sommatie geen gevolg gegeven.

    3.2 In de onderhavige gevoegde gedingen hebben de zoons gevorderd, voor zover in cassatie van belang, Kavelruil te veroordelen tot levering aan hen van het perceel tegen betaling van de destijds betaalde koopprijs en kosten.

    De rechtbank heeft deze vordering toegewezen.

    Het hof heeft het vonnis van de rechtbank vernietigd en de vordering van de zoons alsnog afgewezen. Het heeft als beslissende vraag in dit geding aangemerkt of afstand door de ene schuldeiser van het vorderingsrecht tot levering al dan niet tot gevolg heeft dat ook het vorderingsrecht van de andere schuldeisers is tenietgegaan, en het heeft overwogen dat de beantwoording van deze vraag dient te geschieden aan de hand van (uitleg van de) uit de gedingstukken blijkende concrete feiten en het door de zoons gewekte gerechtvaardigde vertrouwen, waarmee het hof kennelijk doelt op het door hen bij Kavelruil gewekte gerechtvaardigde vertrouwen dat zij ermee instemden dat door de afstand door de vader ook hun rechten tenietgingen. Na een aantal omstandigheden te hebben opgesomd die het voor de beantwoording van de vraag van belang oordeelde, is het hof vervolgens tot de slotsom gekomen dat onder deze omstandigheden, ook in onderlinge samenhang en verband beschouwd, en in het licht van de ondeelbaarheid van de verbintenis tot levering, in dit geval ook het recht van de zoons op levering van de zaak is tenietgegaan door de afstand van dat recht door de vader. In redelijkheid is niet aannemelijk dat Kavelruil het bedrag van ƒ 30.000,-- zou hebben betaald om uitsluitend jegens de vader en niet jegens de zoons bevrijd te worden van haar verplichting tot levering.

  8. Beoordeling van het middel in het principale beroep

    4.1 De onderdelen 1 en 2 klagen dat het hof, in afwijking van de in zoverre in hoger beroep niet bestreden oordelen van de rechtbank en van de op dit punt niet strijdige opvattingen van partijen, ten onrechte en/of onvoldoende (begrijpelijk) gemotiveerd heeft geoordeeld dat de vader en de zoons een van hun wilsrecht afhankelijk recht op levering hebben verkregen. De onderdelen kunnen bij gebrek aan feitelijke grondslag niet tot cassatie leiden. Het hof heeft weliswaar het recht van de zoons omschreven als een "recht op levering", maar daarbij heeft het kennelijk en niet onbegrijpelijk het oog gehad op de situatie, zoals deze zich in dit geding voordeed, dat de zoons, in ieder geval door het instellen van de onderhavige vordering, een beroep op het terugkooprecht hadden gedaan. Anders dan de onderdelen veronderstellen, heeft het hof niet geoordeeld dat reeds het derdenbeding op zichzelf meebrengt dat een, al dan niet voorwaardelijk, recht op levering bestaat.

    Onderdeel 3 bouwt voort op de hiervoor behandelde onderdelen en moet het lot daarvan delen.

    4.2 In zijn rov. 4.10 heeft het hof een samenvattende aanduiding gegeven van de aspecten die het voor de beantwoording van de beslissend geachte vraag onder ogen zou zien: enerzijds concrete feiten, zoals die blijken uit de stukken van het geding en anderzijds een door de zoons gewekt gerechtvaardigd vertrouwen. Anders dan onderdeel 4 veronderstelt, heeft het hof met dit laatste niet op voorhand geoordeeld dàt zodanig vertrouwen bestond - alsdan zou een verdere beoordeling van de vraag achterwege hebben kunnen blijven - maar heeft het, zij het wellicht in minder gelukkige bewoordingen, een van de beide thema's van onderzoek omschreven. Opmerking verdient hierbij dat ook onderdeel 5a zelf ervan uitgaat dat het hof de in rov. 4.11 genoemde omstandigheden van belang heeft geacht voor de beantwoording van de vraag of de zoons gerechtvaardigd vertrouwen hebben gewekt. Het onderdeel mist derhalve feitelijke grondslag, zodat het niet tot cassatie kan leiden.

    4.3.1 Onderdeel 5a strekt kennelijk ten betoge dat geen van de in rov. 4.11 genoemde omstandigheden enige bijdrage kan leveren tot het oordeel dat de zoons het door het hof bedoelde gerechtvaardigd vertrouwen hebben gewekt. Bij de beoordeling van dit onderdeel moet worden vooropgesteld dat het hier gaat om de weging van een aantal omstandigheden in onderlinge samenhang, ter beantwoording van de, onderling samenhangende, vragen of bij Kavelruil vertrouwen was gewekt, of dat vertrouwen gerechtvaardigd was, in die zin dat in de gegeven omstandigheden bij een wederpartij als Kavelruil redelijkerwijs dat vertrouwen kon zijn gewekt, en of het wekken van dat vertrouwen aan de zoons kan worden toegerekend. Voor deze toerekening is niet vereist dat concrete handelingen kunnen worden aangewezen, onder omstandigheden kan aan die toerekening ook een niet-handelen ten grondslag liggen.

    Tegen deze achtergrond heeft het hof niet blijk gegeven van een onjuiste rechtsopvatting door op grond van de omstandigheden zoals in rov. 4.11 van zijn arrest omschreven te oordelen dat bij Kavelruil het aan de zoons toe te rekenen gerechtvaardigd vertrouwen was gewekt dat zij ermee instemden dat door de afstand ook hun rechten tenietgingen. Dit oordeel...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT