Eerste aanleg - meervoudig van Court of Appeal of Arnhem (Netherlands), 23 de Febrero de 2005

Sprekergepubliceerd
Datum uitspraak23 de Febrero de 2005
Uitgevende instantie:Court of Appeal of Arnhem (Netherlands)

Gerechtshof Arnhem

eerste meervoudige belastingkamer

nummer 02/03009 (vennootschapsbelasting)

U i t s p r a a k

op het beroep van [X] B.V. te [Z] (hierna: belanghebbende) tegen de uitspraak van de Inspecteur van de Belastingdienst/Ondernemingen [P] op het bezwaarschrift van belanghebbende betreffende na te melden aan haar opgelegde aanslag in de vennootschapsbelasting 1997.

  1. Aanslag, bezwaar en geding voor het Hof

    1.1. De aanslag is berekend naar een belastbare winst en een belastbaar bedrag van ƒ 722.783 en bedraagt ƒ 253.973. Bij beschikking is voorts een bedrag aan heffingsrente vastgesteld van ƒ 27.002.

    1.2. De aanslag is, na daartegen door belanghebbende gemaakt bezwaar, bij de bestreden uitspraak gehandhaafd.

    1.3. Belanghebbende is van deze uitspraak op bezwaar in beroep gekomen bij het Hof. De Inspecteur heeft vervolgens een verweerschrift ingediend.

    1.4. De mondelinge behandeling van de zaak heeft plaatsgehad ter zitting van het Hof van 12 oktober 2004 te Arnhem. Aldaar zijn verschenen en gehoord [belanghebbendes gemachtigde, alsmede de Inspecteur]. Voorts heeft het Hof als getuige gehoord [A].

    1.5. Partijen hebben ter zitting ieder een pleitnota voorgedragen en exemplaren daarvan overgelegd aan het Hof en aan de wederpartij. De inhoud van deze pleitnota's dient hier als herhaald en ingelast te worden aangemerkt. Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt. Een afschrift hiervan is aan deze uitspraak gehecht.

  2. Feiten

    Het Hof stelt op grond van de stukken en het verhandelde ter zitting, als tussen partijen niet in geschil dan wel door ÈÈn der partijen gesteld en door de wederpartij niet of onvoldoende weersproken, de volgende feiten vast.

    2.1. Belanghebbende, een besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid, exploiteert een handelsonderneming die zich bezighoudt met de handel in textiel. De inkoop vindt plaats in het buitenland. De inkoopprijzen luiden meestal in US$. Ter dekking van de US$-positie is belanghebbende een termijncontract aangegaan met de ABN AMRO Bank (verder: de bank). Dat termijncontract hield in dat belanghebbende de plicht had om bij de bank US$ te kopen tegen een tevoren vastgestelde koers. Met die ingekochte US$ kon belanghebbende voldoen aan de verplichtingen ter zake van de inkoop van handelswaar.

    2.2. In het najaar van 1994 had belanghebbende de verplichting om meer US$ van de bank te kopen dan zij nodig had voor haar inkoopverplichtingen, waardoor met betrekking tot het voornoemde termijncontract een speculatieve positie is ontstaan. Omdat de US$-koers op dat moment lager was dan de koers waartegen de US$ van de bank moesten worden gekocht, zou belanghebbende een verlies leiden op het moment waarop de posities krachtens het termijncontract zouden moeten worden afgewikkeld. De bank heeft vervolgens, in september 1994, voorgesteld de positie "door te rollen", dat wil zeggen: niet af te wikkelen in Nederlandse guldens, zodat het ongerealiseerde verlies op dat moment niet daadwerkelijk behoefde te worden genomen.

    2.3. In het voorjaar van 1995 heeft de bank aan belanghebbende voorgesteld de positie te sluiten zodat, ingeval de US$ nog verder zou dalen, het verlies niet verder zou oplopen. Vervolgens hebben tussen belanghebbende en de bank besprekingen plaatsgevonden met betrekking tot het ongerealiseerde verlies in de positie. Tot de stukken van het geding behoort een brief van [A], destijds gemachtigde van belanghebbende, aan de bank van 14 april 1995, waarin hij de inhoud van de door hem namens belanghebbende gevoerde besprekingen met de bank heeft vastgelegd.

    2.4. Belanghebbende en de bank hebben vervolgens een kredietregeling getroffen, waarbij de bestaande krediet- en rekeningcourantfaciliteiten werden gecontinueerd en het verlies als gevolg van de afgewikkelde US$-positie werd gefinancierd door middel van de verstrekking van een lening van ƒ 2.771.300. De in de brief van 7 juli 1995 neergelegde kredietregeling luidt - voor zover hier van belang - als volgt:

    "Mede verwijzend naar (....) delen wij u mede, dat wij bereid zijn u te verlenen:

    - Een 5-jarige lening in hoofdsom groot ƒ 2.771.300,=

    (tweemiljoenzevenhonderdÈÈnenzeventigduizenddriehonderd gulden)

    (...)

    Rente:

    0% per jaar

    Aflossing:

    Aflossing zal plaatsvinden tot een maximum bedrag van ƒ 2.271.300,=:

    -...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT