Hoger beroep van Centrale Raad van Beroep, 10 de Marzo de 2005

Datum uitspraak10 de Marzo de 2005
Uitgevende instantie:Centrale Raad van Beroep

03/3553 BPW

U I T S P R A A K

in het geding tussen:

[eiser], wonende te [woonplaats], eiser,

en

de Raadskamer WBP van de Pensioen- en Uitkeringsraad, verweerster.

  1. ONTSTAAN EN LOOP VAN HET GEDING

    Bij besluit van 26 mei 2003, kenmerk 86304, heeft verweerster ten aanzien van eiser uitvoering gegeven aan de Wet buitengewoon pensioen 1940-1945.

    Eiser heeft tegen dit besluit op de in het beroepschrift aangegeven gronden bij de Raad beroep ingesteld.

    Verweerster heeft een verweerschrift ingediend.

    Het geding is behandeld ter zitting op 27 januari 2005. Aldaar is eiser, met voorafgaand bericht, niet verschenen. Verweerster heeft zich ter zitting doen vertegenwoordigen door mr. F.M.H. Kok, werkzaam bij de Stichting Pensioenfonds ABP.

  2. MOTIVERING

    Eiser, geboren [in] 1943, heeft in juli 2001 bij verweerster een aanvraag ingediend om toekenning van een buitengewoon pensioen krachtens de Wet buitengewoon pensioen 1940-1945 (hierna: de Wet). Hierbij heeft eiser een beroep gedaan op artikel 3 van het ter uitvoering van artikel 1, tweede lid, van de Wet tot stand gebrachte Koninklijk Besluit van 8 juli 1978,

    Stb. 422 ( hierna: het Besluit). In dit verband heeft eiser gesteld dat hij psychisch letsel heeft opgelopen in verband met het verzet van zijn vader, [naam vader], die heeft behoord tot de deelnemers aan het verzet.

    Verweerster heeft de aanvraag van eiser afgewezen bij besluit van 27 mei 2002, zoals na gemaakt bezwaar gehandhaafd bij het thans bestreden besluit, op de grond dat er in het geval van eiser geen sprake is geweest van een ernstige verstoring van levensomstandigheden gedurende de oorlogsjaren in verband met het verzet van zijn vader.

    De Raad overweegt als volgt.

    Ingevolge artikel 3 van het Besluit kan verweerster met personen, die behoren tot de in artikel 2 van het Besluit omschreven categorien van personen op wie de Wet van overeenkomstige toepassing is, gelijk stellen degenen wier omstandigheden tijdens de oorlogsjaren 1940-1945 zodanige overeenkomst vertonen met die van personen behorend tot eerder genoemde categorien, dat het niet toepassen van het Besluit een klaarblijkelijke hardheid zou zijn.

    Deze bevoegdheid is discretionair van aard, zodat verweerster een ruime beleidsvrijheid toekomt. Dit betekent dat de Raad in gevallen als deze slechts met terughoudendheid kan toetsen.

    Verweerster heeft in het kader van artikel 3 van het Besluit in zaken waartoe de onderhavige behoort, beleid ontwikkeld dat door de Raad in vaste...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT