Hoger beroep van Court of Appeal of 's-Gravenhage (Netherlands), 5 de Abril de 2005

Sprekergepubliceerd
Datum uitspraak 5 de Abril de 2005
Uitgevende instantie:Court of Appeal of 's-Gravenhage (Netherlands)

Rolnummer: 22-000602-04

Parketnummers: 09-754039-03 en 09-004104-03

Datum uitspraak: 5 april 2005

TEGENSPRAAK

Gerechtshof te 's-Gravenhage meervoudige kamer voor strafzaken

Arrest

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank te 's-Gravenhage van 27 januari 2004 in de strafzaak tegen de verdachte:

[naam]

  1. Onderzoek van de zaak

    Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen in eerste aanleg en het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep van dit hof van 22 maart 2005.

    Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.

  2. Tenlastelegging

    Aan de verdachte is tenlastegelegd hetgeen vermeld staat in de inleidende dagvaarding met parketnummer 09-754039-03, de vordering aanpassing omschrijving tenlastelegging, zoals ter terechtzitting in hoger beroep op vordering van de advocaat-generaal gewijzigd, alsmede hetgeen vermeld staat in de inleidende dagvaarding met parketnummer 09-004104-03.

    Van de inleidende dagvaarding met parketnummer 09-754039-03, de vordering aanpassing omschrijving tenlastelegging, de vordering wijziging tenlastelegging en van de inleidende dagvaarding met parketnummer 09-004104-03 zijn kopieÎn in dit arrest gevoegd.

    Het hof heeft de hierin opgenomen feiten van een doorlopende nummering voorzien.

    Het zal die nummering in dit arrest aanhouden.

  3. Procesgang

    In eerste aanleg is de verdachte van het onder 2 tweede cumulatief, 8 eerste cumulatief en 9 eerste en tweede cumulatief tenlastegelegde vrijgesproken en terzake van het onder 1, 2 eerste cumulatief, 3, 4, 5, 6, 7 en 8 tweede cumulatief tenlastegelegde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van zes jaren, met aftrek van voorarrest, met beslissingen omtrent het inbeslaggenomene als nader in het vonnis omschreven.

    Namens de verdachte is tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.

  4. Omvang van het hoger beroep

    Het hoger beroep is blijkens een mededeling van de raadsman van de verdachte ter terechtzitting niet gericht tegen de in eerste aanleg gegeven vrijspraak van het onder 9 eerste en tweede cumulatief tenlastegelegde.

    Gegeven het feit dat de verdachte in eerste aanleg tevens is vrijgesproken van het onder 2 tweede cumulatief en 8 eerste cumulatief tenlastegelegde kan de verdachte in zoverre, gelet op het bepaalde in artikel 404, vierde lid, van het Wetboek van Strafvordering, niet in zijn hoger beroep worden ontvangen.

    Waar hierna wordt gesproken van "de zaak" of "het vonnis", wordt daarmee bedoeld de zaak of het vonnis voorzover op grond van het vorenstaande aan het oordeel van dit hof onderworpen.

  5. Het vonnis waarvan beroep

    Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven omdat het hof zich daarmee niet verenigt.

  6. Ontvankelijkheid van het openbaar ministerie

    Ten aanzien van de ontvankelijkheid van het openbaar ministerie in de vervolging van de verdachte overweegt het hof ambtshalve als volgt.

    Vaststaat dat de verdachte de Bulgaarse en niet - tevens - de Nederlandse nationaliteit bezit, zodat - nu geen van de overige situaties, als voorzien in de te dezen relevante bepalingen van titel I van het eerste boek van het Wetboek van Strafrecht, zich voordoet - de omvang van de werking van de Nederlandse strafwet in casu wordt bepaald door artikel 2 van het Wetboek van Strafrecht.

    Dat brengt met zich dat, voor zover de vervolging ter zake van het onder 1, 2 eerste cumulatief, 3, 4, 5 en 6 tenlastegelegde blijkens de zinsneden "of (een) andere plaats(en) in Bulgarije", "of in Bulgarije" respectievelijk "of Bulgarije" is gericht op niet althans niet mede in Nederland gepleegde feiten, het openbaar ministerie in zijn vervolging van de verdachte niet-ontvankelijk dient te worden verklaard.

  7. Vrijspraak

    Naar het oordeel van het hof is niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen aan de verdachte onder 6 is tenlastegelegd, zodat de verdachte daarvan behoort te worden vrijgesproken.

  8. Bewezenverklaring

    Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1, 2 eerste cumulatief, 3, 4, 5, 7 en 8 tweede cumulatief tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:

    (zie de hierna ingevoegde bijlage die van dit arrest deel uitmaakt)

    Hetgeen meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

    Voorzover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.

  9. Bewijsvoering

    Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezenverklaarde...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT