Hoger beroep van Centrale Raad van Beroep, 28 de Abril de 2005

Datum uitspraak28 de Abril de 2005
Uitgevende instantie:Centrale Raad van Beroep

03/1357 NABW

U I T S P R A A K

in het geding tussen:

[appellante], wonende te [woonplaats], appellante,

en

het College van burgemeester en wethouders van de gemeente Uden, gedaagde.

  1. ONTSTAAN EN LOOP VAN HET GEDING

    Namens appellante heeft mr. C.J. Driessen, advocaat te Oss, hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank 's-Hertogenbosch van 11 februari 2003, reg. nr. 02/237 ABW.

    Gedaagde heeft een verweerschrift ingediend.

    Het geding is behandeld ter zitting van 5 april 2005, waar appellante in persoon is verschenen, bijgestaan door mr. Driessen, en waar gedaagde zich niet heeft laten vertegenwoordigen.

  2. MOTIVERING

    De Raad gaat uit van de volgende in dit geding van belang zijnde feiten en omstandigheden.

    Appellante ontving sedert 18 augustus 1987 een bijstandsuitkering naar de norm voor een alleenstaande, laatstelijk ingevolge de Algemene bijstandswet (Abw). Naar aanleiding van de mededeling dat zij samenwoonde met [partner] (hierna: [partner]) heeft gedaagde met ingang van 26 februari 1998 deze uitkering omgezet in een uitkering naar de norm voor gehuwden.

    Naar aanleiding van een tip heeft het Instituut sociale recherche op verzoek van gedaagde onderzoek ingesteld naar de rechtmatigheid van de aan appellante en [partner] verleende bijstand. Daartoe heeft onder meer een huiszoeking plaatsgevonden, zijn getuigen gehoord en hebben appellante en [partner] verklaringen afgelegd.

    Op grond van de resultaten van dit onderzoek, neergelegd in een rapport van 25 juli 2001, heeft gedaagde geconcludeerd dat appellante vanaf 1 april 1997 en [partner] vanaf 26 februari 1998 niet hebben voldaan aan de op grond van artikel 65, eerste lid, van de Abw op hen rustende inlichtingenverplichting door geen mededeling te doen van hun werkzaamheden en de daarmee verworven inkomsten. Uit het onderzoek is naar voren gekomen dat appellante vanaf 1 april 1997 als prostitue werkzaam is geweest en dat [partner] vanaf 26 februari 1998 werkzaamheden heeft verricht als beeldend kunstenaar en betrokken is geweest bij de handel en verkoop van natuurproducten.

    Bij besluit van 2 augustus 2001 heeft gedaagde onder meer het recht op bijstand van appellante over de periode van 1 april 1997 tot 1 december 2000 ingetrokken en de over die periode gemaakte kosten van bijstand tot een bedrag van f 111.747,52 (€ 50.708,81) van haar teruggevorderd.

    Bij besluit van 18 december 2001 heeft gedaagde het tegen het besluit van 2 augustus 2001 door appellante gemaakte bezwaar...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT