Eerste aanleg - meervoudig van Gerechtshof Amsterdam (Nederland), 18 de Mayo de 2005
Spreker | gepubliceerd |
Datum uitspraak | 18 de Mayo de 2005 |
Uitgevende instantie: | Gerechtshof Amsterdam (Nederland) |
GERECHTSHOF TE AMSTERDAM
Derde Meervoudige Belastingkamer
UITSPRAAK
op het beroep van de besloten vennootschap X B.V. te Z, belanghebbende,
tegen
een uitspraak van de inspecteur van de Belastingdienst P, de inspecteur.
-
Loop van het geding
1.1. Van belanghebbende is op 7 oktober 2004 ter griffie een beroepschrift ingekomen, ingediend door A als haar gemachtigde (hierna: gemachtigde) en aangevuld bij brief van gemachtigde van 15 november 2004. Het beroep is gericht tegen de uitspraak van de inspecteur, gedagtekend 30 augustus 2004, betreffende de aan belanghebbende opgelegde aanslag vennootschapsbelasting 2001.
1.2. De aanslag is vastgesteld naar een belastbaar bedrag van € 99.273. Bij de bestreden uitspraak is de aanslag gehandhaafd.
1.3. Het beroep strekt tot vernietiging van de uitspraak en tot vermindering van de aanslag tot nihil.
1.4. De inspecteur heeft een verweerschrift ingediend waarin hij concludeert tot bevestiging van de bestreden uitspraak.
1.5. Het beroep is behandeld ter zitting van 6 april 2005. Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt waarvan een afschrift bij deze uitspraak is gevoegd.
-
Tussen partijen vaststaande feiten
2.1. Belanghebbende, opgericht op 4 december 1985, houdt zich onder meer bezig met het beheer van de pensioen- en stamrechten van B, haar enig aandeelhouder en directeur.
2.2. Een voormalige deelneming van belanghebbende, genaamd C BV, was tot 1 januari 2000 lid van de maatschap 'D'(hierna de maatschap).
Belanghebbende heeft B, die tot 1 januari 2001 bij haar in dienst was, via C BV gedurende een groot aantal jaren aan de maatschap 'uitgeleend'. Bij het uittreden uit de maatschap is aan C BV een bedrag ter zake van goodwill uitgekeerd.
2.3. Belanghebbende heeft aan B pensioenrechten toegekend. Deze rechten zijn vastgelegd in een op 16 januari 1998 tussen belanghebbende, B en zijn echtgenote overeengekomen pensioenbrief, welke overeenkomst onder meer als volgt luidt:
"A DE PENSIOENRECHTEN
Toegekend worden de volgende pensioenrechten:
-
Ouderdomspensioen
Een ouderdomspensioen, ingaande op de eerste van de maand waarin de pensioengerechtigde de 60-jarige leeftijd bereikt, derhalve op 1 januari 2001 (= de pensioeningangsdatum).
(...)
-
Overbruggingspensioen
(...)
-
Partnerpensioen
(...)
B DE PENSIOENGRONDSLAG
De pensioengrondslag is gelijk aan het vaste jaarsalaris inclusief vakantietoeslag, 13e maand, een gegarandeerd tantime over het jaar voorafgaande aan de pensionering en 20 % van de catalogusprijs van de aan de pensioengerechtigde structureel ter beschikking gestelde auto, minus 8/7 maal de AOW-franchise.
(...)
De pensioengrondslag wordt per 31 december van elk jaar bepaald.
(...)
C DIENSTJAREN
(...)
D OVERIGE BEPALINGEN
(...)
-
Indexering
Na ingang zullen de onder A genoemde pensioenuitkeringen jaarlijks worden verhoogd aan de hand van de door het CBS te publiceren CPI, reeks CPI-Alle huishoudens totaal, waarbij wordt aangetekend dat de verhoging afhankelijk is van het resultaat en de vermogenspositie van de BV en dan ook niet gegarandeerd is.
De verhoging zal worden berekend door telkenjare het bedrag van het pensioen op ingangsdatum te vermenigvuldigen met een breuk, waarvan de teller gevormd wordt door het prijsindexcijfer van januari van het betreffende jaar en de noemer door het...
Om verder te lezen
PROBEER HET UIT