Hoger beroep van Centrale Raad van Beroep, 29 de Junio de 2005

Datum uitspraak29 de Junio de 2005
Uitgevende instantie:Centrale Raad van Beroep

04/1320 WW

U I T S P R A A K

in het geding tussen:

[appellant], wonende te [woonplaats], appellant,

en

de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, gedaagde.

  1. ONTSTAAN EN LOOP VAN HET GEDING

    Appellant is in hoger beroep gekomen van een door de rechtbank Alkmaar op 24 februari 2004 tussen partijen gewezen uitspraak, reg.nr. WW 03/1026, waarnaar hierbij wordt verwezen.

    Gedaagde heeft een verweerschrift ingediend.

    Het geding is behandeld ter zitting van 18 mei 2005, waar appellant in persoon is verschenen en waar gedaagde zich heeft doen vertegenwoordigen door mr. J. Jennikens, werkzaam bij het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen.

  2. MOTIVERING

    De Raad stelt voorop dat het in dit geding aan de orde zijnde geschil wordt beoordeeld aan de hand van de Werkloosheidswet (WW) en de daarop berustende bepalingen, zoals die luidden ten tijde als hier van belang.

    Op verzoek van [naam werkgever] heeft de kantonrechter bij beschikking van 2 juni 2003 de sedert

    9 september 1963 met appellant bestaande arbeidsovereenkomst per 1 juni 2005 ontbonden, onder toekenning aan appellant van een vergoeding van € 42.000,-- ten laste van de werkgever.

    Naar aanleiding van de aanvraag van appellant van een WW-uitkering heeft gedaagde bij besluit van 19 juni 2003 bepaald dat appellant tot 1 oktober 2003 geen WW-uitkering toekomt. Daarbij is de door appellant ontvangen vergoeding met toepassing van artikel 16, derde lid, van de WW gelijkgesteld met loon over de wettelijke opzegtermijn, die in het geval van appellant vier maanden bedraagt, waarop in mindering is gebracht de zogenoemde rda-maand, en waarbij tevens rekening is gehouden met opzegging tegen het einde van de maand. Aangezien appellant over deze periode wordt geacht loon te ontvangen, wordt het recht op WW-uitkering ontzegd tot 1 oktober 2003. Dat standpunt heeft gedaagde bij op bezwaar gegeven besluit van 15 augustus 2003 (het bestreden besluit) gehandhaafd.

    Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep ongegrond verklaard.

    Appellant bestrijdt het oordeel van de rechtbank en wijst er op dat de uitspraak een aantal onjuistheden bevat.

    De Raad is tot hetzelfde oordeel gekomen als de rechtbank. Hij onderschrijft de overwegingen van de aangevallen uitspraak, met dien verstande dat in nr. 4.5.3 voor 2 juli 2003 moet worden...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT