Cassatie van Centrale Raad van Beroep, 21 de Junio de 2005

Datum uitspraak21 de Junio de 2005
Uitgevende instantie:Centrale Raad van Beroep

04/1444 NABW

U I T S P R A A K

in het geding tussen:

[appellante], wonende te [woonplaats], appellante,

en

het College van burgemeester en wethouders van de gemeente 's-Gravenhage, gedaagde.

  1. ONTSTAAN EN LOOP VAN HET GEDING

    Met ingang van 1 januari 2004 heeft gedaagde het besluit tot delegatie van zijn bevoegdheid tot het nemen van besluiten op bezwaar aan de Commissie Sociale Zekerheid ingetrokken. In deze uitspraak wordt onder gedaagde tevens verstaan de Commissie Sociale Zekerheid.

    Namens appellante heeft [naam halfbroer] (hierna ook: de bewindvoerder), wonende te Rotterdam, hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de voorzieningenrechter van de rechtbank 's-Gravenhage van 9 februari 2004, reg.nrs. 03/5510 ABW en 04/44 ABW.

    De bewindvoerder heeft het beroepschrift nog aangevuld, naar aanleiding van het hem toegezonden proces-verbaal van de zitting van de rechtbank.

    Gedaagde heeft een verweerschrift ingediend, waarop schriftelijk is gereageerd.

    Het geding is behandeld ter zitting van 31 mei 2005, waar de bewindvoerder voor appellante is verschenen, en waar gedaagde zich, zoals tevoren bericht, niet heeft laten vertegenwoordigen.

  2. MOTIVERING

    Bij beschikking van 11 september 2001 heeft de kantonrechter te 's-Gravenhage onder meer besloten [naam halfbroer], halfbroer van appellante, op zijn verzoek te benoemen tot bewindvoerder van appellante.

    Bij beschikking van 27 november 2001 heeft de kantonrechter te 's-Gravenhage conform het verzoek van de bewindvoerder onder meer bepaald dat hem voor het afleggen van zijn bezoeken aan appellante in haar woning te 's-Gravenhage een vergoeding wordt toegewezen "voor alle reiskosten die, bij een bezoek van ÈÈn maal per week aan Den Haag, de fl. 10,00 te boven gaan.".

    Op 26 maart 2002 is namens appellante bijzondere bijstand aangevraagd voor de reiskosten van de bewindvoerder die, gelet op vorenstaande beschikking van 27 november 2001, ten laste van appellante blijven.

    Bij besluit van 2 mei 2002 heeft gedaagde op die aanvraag afwijzend beslist.

    Bij besluit van 30 augustus 2002 heeft gedaagde de bezwaren gedeeltelijk gegrond verklaard en alsnog bijzondere bijstand toegekend tot een bedrag van € 25,26 over de periode van 26 maart 2002 tot 3 mei 2002, de dag waarop appellante in een inrichting te 's-Gravenhage (Parnassia) is opgenomen.

    Bij uitspraak van 12 augustus 2003 heeft de rechtbank het besluit van 30 augustus 2002 vernietigd, op grond van de overweging dat een deugdelijke motivering ontbreekt...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT