Hoger beroep van Court of Appeal of Leeuwarden (Netherlands), 9 de Abril de 2003

Sprekergepubliceerd
Datum uitspraak 9 de Abril de 2003
Uitgevende instantie:Court of Appeal of Leeuwarden (Netherlands)

Arrest d.d. 9 april 2003

Rolnummer 0100317

HET GERECHTSHOF TE LEEUWARDEN

Arrest van de vierde kamer voor burgerlijke zaken in de zaak van:

  1. [appellant 1],

    wonende te [woonplaats],

  2. [appellant 2],

    wonende te [woonplaats],

    appellanten,

    in eerste aanleg: gedaagden,

    hierna gezamenlijk en in enkelvoud te noemen: [appellant],

    procureur: mr J. de Goede,

    tegen

    de besloten vennootschap Philips Domestic Appliances and Personal Care B.V.,

    gevestigd te Groningen,

    geÔntimeerde,

    in eerste aanleg: eiseres,

    hierna te noemen: Philips,

    procureur: mr V.M.J. Both.

    Het geding in eerste instantie

    In eerste aanleg is geprocedeerd en beslist zoals weergegeven in de vonnissen uitgesproken op 20 mei 1998, 15 maart 2000 en 13 juni 2001 door de rechtbank te Leeuwarden.

    Het geding in hoger beroep

    Bij exploot van 12 september 2001 is door [appellant] hoger beroep ingesteld van de vonnissen d.d. 15 maart 2000 en 13 juni 2001met dagvaarding van Philips tegen de zitting van 31 oktober 2001.

    De conclusie van de memorie van grieven luidt:

    bij arrest, voor zoveel mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, alsnog geÔntimeerde niet ontvankelijk te verklaren in haar vordering, althans haar deze te ontzeggen, met veroordeling van geÔntimeerde in de kosten van het geding in beide instantiÎn.

    Bij memorie van antwoord is door Philips verweer gevoerd met als conclusie:

    "bij arrest, zoveel als mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, de vonnissen van 15 maart 2000 en 13 juni 2001 onder rolnummer H 879/97 tussen partijen gewezen, te bekrachtigen met veroordeling van [appellant] in de kosten van het hoger beroep."

    Tenslotte hebben partijen de stukken overgelegd voor het wijzen van arrest.

    De grieven

    [appellant] heeft drie grieven opgeworpen.

    De beoordeling

  3. Tegen de vaststelling van de feiten in rechtsoverweging 2 van het vonnis d.d. 15 maart 2000 is geen grief gericht noch is daartegen anderszins bezwaar geuit, zodat ook het hof van die feiten zal uitgaan.

  4. [appellant] wenst, zoals blijkt uit zijn memorie van grieven, de rechtsstrijd in hoger beroep te beperken tot drie onderwerpen, en wel - in essentie - :

    (a) de vraag of het verlies van de vervoerde goederen is veroorzaakt door omstandigheden die de vervoerder had kunnen vermijden en waarvan hij de gevolgen had kunnen verhinderen, zodat daarom de vervoerder geen beroep toekomt op overmacht in de zin van art. 17 lid 2 CMR (grief I);

    (b) de vraag of het gedrag van de chauffeur kan worden toegerekend aan de vervoerder als een handeling die valt onder het bereik van art. 29 CMR, als gevolg waarvan het beroep van de vervoerder op de CMR-bepalingen tot uitsluiting of beperking van diens aansprakelijkheid is doorbroken (grief II);

    (c) de vraag of de CMR ruimte biedt voor toewijzing van wettelijke rente...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT