Cassatie van Supreme Court (Netherlands), 30 de Agosto de 2005

Datum uitspraak30 de Agosto de 2005
Uitgevende instantie:Supreme Court (Netherlands)

30 augustus 2005

Strafkamer

nr. 03002/04

AGJ/AG

Hoge Raad der Nederlanden

Arrest

op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof te Amsterdam van 25 november 2003, nummer 23/004153-02, in de strafzaak tegen:

[verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1959, wonende te [woonplaats].

  1. De bestreden uitspraak

    Het Hof heeft in hoger beroep - met vernietiging van een vonnis van de Rechtbank te Utrecht van 15 februari 2002 - de inleidende dagvaarding wat betreft de subsidiaire onderdelen van de feiten 5 en 6 nietig verklaard en voorts de verdachte vrijgesproken van het hem bij inleidende dagvaarding onder 1 primair en subsidiair, 2, 3, 4, 5 primair en subsidiair, 6 primair en subsidiair, 7, 8 en 10 tenlastegelegde en hem voorts ter zake van 9.

    "het opzettelijk beÔnvloeden van de vrijheid van een persoon om naar waarheid of geweten een verklaring ten overstaan van een ambtenaar af te leggen, terwijl hij weet of ernstige reden heeft te vermoeden dat die verklaring zal worden afgelegd" veroordeeld tot twee weken gevangenisstraf voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren.

  2. Geding in cassatie

    De beroepen zijn ingesteld door de verdachte en de Advocaat-Generaal bij het Hof. Namens de verdachte heeft mr. C.A.M.J. Raymakers, advocaat te Amsterdam, bij schriftuur middelen van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.

    De Advocaat-Generaal bij het Hof heeft bij schriftuur middelen van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.

    De Advocaat-Generaal Wortel heeft geconcludeerd tot verwerping van de beroepen.

  3. Beoordeling van het eerste, het tweede en het derde namens de verdachte voorgestelde middel

    3.1. De middelen komen op tegen de beslissingen van het Hof ten aanzien van feit 9. Het eerste middel bevat de klacht dat het Hof het tenlastegelegde ten onrechte bewezen heeft verklaard en ten onrechte heeft gekwalificeerd als beÔnvloeding van een getuige in de zin van art. 285a Sr. Het tweede middel klaagt dat de bewezenverklaring ontoereikend is gemotiveerd. Het derde middel komt op tegen de verwerping van het verweer dat de verdachte niet de vrijheid van de boekhouder heeft willen beÔnvloeden om naar waarheid of geweten een verklaring af te leggen.

    3.2.1. Ten laste van de verdachte is onder 9 bewezenverklaard dat hij:

    "op 22 april 1999 te Hilversum opzettelijk mondeling zich jegens [betrokkene 1] heeft geuit kennelijk om diens vrijheid om naar waarheid of geweten ten overstaan van een ambtenaar, te weten Peter van Leusden, zijnde een ambtenaar van/in dienst bij de Belastingdienst/FIOD/ Centrale vestiging Opsporing te Haarlem, tevens buitengewoon opsporingsambtenaar, een verklaring af te leggen, te beÔnvloeden, terwijl hij, verdachte, wist of ernstige reden had te vermoeden dat die verklaring zou worden afgelegd, immers heeft hij, verdachte, [betrokkene 1], die op 21 april 1999 was uitgenodigd door voornoemde ambtenaar voor een getuigenverhoor op 27 april 1999, de woorden toegevoegd: "Je zegt maar dat het gesprek (met FIOD-rechercheur Van Leusden) niet doorgaat; anders neem ik maatregelen en krijg je ontslag."

    3.2.2. De bewezenverklaring steunt op de volgende bewijsmiddelen:

    - De verklaring van de verdachte ter terechtzitting in hoger beroep, voorzover inhoudende:

    Ik heb mijn personeel erop gewezen dat informatie over cliÎnten alleen verstrekt mag worden aan de rechter-commissaris. Op elke andere wijze van informatieverstrekking over cliÎnten van het kantoor staat als sanctie ontslag. Ik heb dit tegen [betrokkene 1] met nadruk gezegd.

    - Een proces-verbaal van de FIOD van 23 april 1999, voorzover inhoudende als verklaring van P. van Leusden, ambtenaar van de Belastingdienst/FIOD/Centrale Vestiging Opsporing te Haarlem:

    "Op 21 april 1999 had ik mij telefonisch in contact gesteld met [betrokkene 1]. Ik was voornemens [betrokkene 1] uit te nodigen voor een getuigenverhoor, onder meer met als doel de verklaring van [getuige 1] te verifiÎren. [Betrokkene 1] is als boekhouder werkzaam op het kantoor van notaris [verdachte]. Ik had [betrokkene 1] verteld dat ik hem als getuige in het strafrechtelijk onderzoek tegen zijn werkgever [verdachte] wilde horen.

    [Betrokkene 1] had mij tijdens dat telefoongesprek gezegd dat hij persoonlijk geen bezwaar had tegen een verhoor door een FIOD-ambtenaar, doch dat hij mogelijk bij bepaalde vragen op zijn geheimhoudingsplicht moest wijzen. Daarop heb ik [betrokkene 1] aangegeven dat hij, indien hij bij bepaalde vragen van de FIOD van mening zou zijn dat hij bij beantwoording van die vragen zijn geheimhoudingsplicht zou schenden, hij zich in dat geval op zijn geheimhoudingsplicht kon beroepen.

    Vervolgens heb ik in overleg met [betrokkene 1] op 27 april 1999 om 10.00 uur op het huisadres van [betrokkene 1] een afspraak voor verhoor gemaakt.

    Op 22 april 1999 werd ik telefonisch benaderd door notaris [verdachte]. Tijdens dit telefoongesprek deelde [verdachte] mij mede dat hij had vernomen van zijn werknemer, [betrokkene 1], dat deze een afspraak had gemaakt met de FIOD voor een verhoor in zijn strafrechtelijk onderzoek. Desgevraagd bevestigde ik [verdachte] dat ik op woensdag 21 april 1999 een afspraak met [betrokkene 1] had gemaakt voor een getuigenverhoor op 27 april 1999.

    Vervolgens deelde [verdachte] mij, zakelijk weergegeven, mede:

    - dit verhoor van [betrokkene 1] mocht niet plaatsvinden;

    - [betrokkene 1] mocht niet door mij gehoord worden;

    - [betrokkene 1] heeft zijn geheimhouding;

    - Als [betrokkene 1] tegenover mij zou verklaren zou hij worden ontslagen.

    Nadat ik [verdachte] had gevraagd deze uitspraken nader uit een te zetten zei [verdachte] mij letterlijk: "Als [betrokkene 1] tegenover u verklaart, dan staat hij de volgende dag op straat".

    Vervolgens heeft [verdachte] mij telefonisch doorverbonden met [betrokkene 1], met de mededeling dat [betrokkene 1] zijn afspraak met mij zou gaan afzeggen. Ik kreeg daarna [betrokkene 1] aan de lijn; deze deelde mij onder meer mede:

    - Ik moet van notaris [verdachte] onze afspraak van aanstaande dinsdag afzeggen;

    - [Verdachte] heeft mij gedreigd met ontslag;

    - Ik hoef nog maar ongeveer een jaar te werken voor mijn pensionering, en wil niet vroegtijdig op straat staan.

    [Betrokkene 1] vertelde mij, recapitulerend, dat de enige reden dat hij niet door ambtenaren van de FIOD gehoord wilde worden, gebaseerd is op het ontslag-dreigement, geuit door [verdachte]."

    - Een proces-verbaal, opgemaakt door de Rechter-Commissaris belast met de behandeling van strafzaken in de Rechtbank te Utrecht van 16 juni 1999, voorzover inhoudende als verklaring van [betrokkene 1]:

    "Ik werk als boekhouder bij notariskantoor [verdachte]. Ik werk nu bijna 25 jaar op dit kantoor. Op woensdag 21 april 1999 werd ik thuis gebeld door een persoon die zich meldde met de naam Van Leusden. Hij zei dat hij medewerker was van de FIOD en dat hij mij wilde verhoren in het kader van het strafrechtelijk onderzoek tegen notaris [verdachte]. Ik heb zojuist, tijdens een schorsing, van mijn vrouw begrepen dat ik mijn geheimhoudingsverplichting tijdens het telefoongesprek met Van Leusden zelf aan de orde heb gesteld. Ik heb een afspraak gemaakt met de heer Van Leusden voor 27 april (het hof begrijpt: 1999) bij mij thuis. Diezelfde middag heb ik op kantoor aan [verdachte] meegedeeld, dat ik door de FIOD was gebeld en dat wij een afspraak hadden gemaakt voor 27 april 1999. Op 22 april (het hof begrijpt: 1999) heeft [verdachte] mij gezegd, dat hij niet wilde dat het gesprek met die FIOD-medewerker op 27 april zou doorgaan. Wat later kreeg ik [verdachte] aan de telefoon. Hij zei mij dat hij de heer Van Leusden had meegedeeld dat hij niet wilde dat de afspraak op 27 april doorging. [verdachte] zei vervolgens tegen mij: "Je zegt maar dat het gesprek niet doorgaat, anders neem ik maatregelen en krijg je ontslag". Die mededeling kwam hard aan. Hij klonk op dat moment door de telefoon niet boos of anderszins geÎmotioneerd. Ik wist natuurlijk wel dat ik als medewerker gebonden was aan wat [verdachte] een "afgeleide geheimhoudingsverplichting" noemde. U leest mij voor dat ik gezegd zou hebben: "Ik moet van notaris [verdachte] onze afspraak van aanstaande dinsdag afzeggen; [verdachte] heeft mij gedreigd met ontslag, ik hoef nog maar een jaar te werken voor mijn pensionering en ik wil niet vroegtijdig op straat staan". Het klopt dat ik dat zo gezegd heb."

    3.2.3. In aansluiting hierop heeft het Hof nog het volgende overwogen:

    Het hof overweegt hiertoe dat bewezen kan worden dat de verdachte zich opzettelijk jegens [betrokkene 1] heeft geuit met het vooropgezette doel ('kennelijk') om diens vrijheid naar waarheid een verklaring af te leggen te beÔnvloeden.

    De raadsman heeft aangevoerd dat de verdachte 'nooit de vrijheid van de boekhouder heeft willen beperken. Hij wilde [betrokkene 1] slechts wijzen op zijn verschoningsrecht waarvan hij op basis van zijn geheimhoudingsplicht (...) volgens de verdachte gebruik diende te maken.'

    Het hof overweegt hieromtrent als volgt.

    Voorop staat dat de verklaring van [betrokkene 1] als betrouwbaar moet worden aangemerkt. Hij heeft consistent verklaard en zijn verklaring komt overeen met die van de heer Van Leusden van de FIOD. Ten slotte heeft ook de verdachte zelf verklaard [betrokkene 1] op zijn 'afgeleide geheimhoudingsplicht' te hebben gewezen.

    [Betrokkene 1] was ten tijde van het ten laste gelegde feit - april 1999 - bijna 25 jaar in dienst op het notariskantoor waar verdachte notaris was. Hij was daar boekhouder. Uit het verhoor van [betrokkene 1] op 16 juni 1999 ten overstaan van de rechter-commissaris leidt het hof het volgende af.

    Uit de verklaringen en gebeurtenissen zoals geverbaliseerd ten tijde van het verhoor van [betrokkene 1] bij de rechter-commissaris (bewijsmiddel 3) komt naar voren dat [betrokkene 1] 'natuurlijk' reeds op het moment van de eerste confrontatie met de verdachte dienaangaande op de hoogte was van het voor hem...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT