Raadkamer van Council of State (Netherlands), 16 de Marzo de 1999

Datum uitspraak16 de Marzo de 1999
Uitgevende instantie:Council of State (Netherlands)

Raad van State

F03.99.0008/W.

Datum beslissing: 16 maart 1999

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK

Beslissing op het verzoek van:

de naamloze vennootschap "N.V. Deponie Limburg" te Maastricht (verzoekster) om toepassing van artikel 8:15 van de Algemene wet bestuursrecht ten aanzien van Staatsraad drs. [waarnemend Voorzitter] in zijn hoedanigheid van waarnemend Voorzitter van de Afdeling tijdens de zitting op 16 maart 1999.

Tijdens de zitting op 16 maart 1999 ter behandeling van het verzoek van verzoekster om toepassing van artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht met betrekking tot de besluiten van gedeputeerde staten van Limburg van 24 november 1998, waarbij de bezwaren van verzoekster tegen een besluit van 21 juli 1998 van gedeputeerde staten van Limburg tot oplegging van een dwangsom aan verzoekster, gedeeltelijk gegrond en voor het overige ongegrond zijn verklaard, het besluit van 21 juli 1998 is herroepen en waarbij aan verzoekster wederom een dwangsom is opgelegd, heeft verzoekster mondeling en gemotiveerd om wraking verzocht van de Voorzitter, Staatsraad drs.[waarnemend Voorzitter].

Verzoekster, vertegenwoordigd door mr. G.A.M van de Wouw, en Staatsraad drs.[waarnemend Voorzitter] zijn gehoord.

Overwegingen

Ingevolge artikel 8:15 van de Algemene wet bestuursrecht kan op verzoek van een partij elk van de rechters die een zaak behandelen worden gewraakt op grond van feiten of omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden.

Verzoekster heeft ter motivering van haar verzoek om wraking

aangevoerd dat de rechterlijke onpartijdigheid in geding is omdat Staatsraad drs.[waarnemend Voorzitter] ook uitspraak heeft gedaan op het verzoek van verzoekster om toepassing van artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht ten aanzien van het besluit van 21 juli 1998 (uitspraak van 24 september 1998, no. F03.98.0694) en Staatsraad [waarnemend Voorzitter] in deze uitspraak inhoudelijke - naar haar oordeel onjuiste - oordelen heeft gegeven omtrent kwesties van feitelijke aard en rechtsvragen die in het onderhavige verzoek om toepassing van artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht eveneens aan de orde zijn.

De Afdeling stelt voorop dat een wrakingsgrond gelegen dient te zijn in feiten of omstandigheden die betrekking hebben op (de persoon van)de rechter die een zaak behandelt. Kritiek op - al dan niet constante - rechtspraak van een rechterlijk college komt niet in aanmerking als wrakingsgrond; het instituut van...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT