Eerste aanleg - meervoudig van Gerechtshof 's-Hertogenbosch (Nederland), 30 de Marzo de 1999

Sprekergepubliceerd
Datum uitspraak30 de Marzo de 1999
Uitgevende instantie:Gerechtshof 's-Hertogenbosch (Nederland)

BELASTINGKAMER

Nr. 95/01772

HET GERECHTSHOF TE 's-HERTOGENBOSCH

U I T S P R A A K

Uitspraak van het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch, tweede meervoudige Belastingkamer, op het beroep van de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid X te Z (thans B B.V. geheten) tegen de uitspraak van, naar het Hof begrijpt, het Hoofd van de eenheid registratie en successie te Y van de rijksbelastingdienst (hierna, evenals de vóór 1 januari 1995 ten aanzien van belanghebbende voor de heffing van de overdrachtsbelasting bevoegd zijnde Inspecteur der registratie en successie te F, aan te duiden als: de Inspecteur) op haar bezwaarschrift betreffende de haar met dagtekening 26 september 1994 opgelegde naheffingsaanslag in de overdrachts-belasting, aanslagnummer .

  1. Ontstaan en loop van het geding

    De vorenvermelde naheffingsaanslag is opgelegd tot een bedrag van fl. 322,= aan enkelvoudige belasting, zonder verhoging, en is na tijdig door belanghebbende daartegen gemaakt bezwaar bij de bestreden uitspraak gehandhaafd.

    Belanghebbende is tegen die uitspraak tijdig en op regelmatige wijze in beroep gekomen bij het Hof. Terzake van dit beroep heeft de Griffier van belanghebbende een recht geheven van

    fl. 75,=. De Inspecteur heeft het beroep bij vertoogschrift bestreden.

    De mondelinge behandeling van de zaak heeft met gesloten deuren plaatsgevonden ter zitting van het Hof van 25 november 1998 te 's-Hertogenbosch. Aldaar zijn toen verschenen en gehoord belanghebbende, vergezeld van de heer _____, notaris, alsmede de Inspecteur, verbonden aan de vorengenoemde eenheid van de rijksbelastingdienst.

  2. Vaststaande feiten

    Blijkens de stukken van het geding en de verklaringen van partijen ter zitting staat tussen partijen het volgende vast.

    2.1. Blijkens akte van 5 april 1990 heeft de te A gevestigde Vereniging "B" enige aldaar gelegen, haar in eigendom toebehorende percelen grond met de daarop aanwezige opstallen (hierna zowel in de staat vóór als in de staat na de onder 2.5 vermelde werkzaamheden aan te duiden als: het complex) aan C B.V. te D (hierna: C) verkocht voor een prijs van

    fl. 5.375,=. In deze akte is onder meer bepaald dat de levering in economische zin van het complex uiterlijk zal plaatsvinden op 30 juni 1990 en dat de levering van het complex in juridische zin uiterlijk op 31 december 1993 zal geschieden.

    2.2. Bij akte van 12 juli 1990 heeft de Vereniging "B" het complex in economische zin overgedragen aan C. C heeft, eveneens bij akte van 12 juli 1990, het complex vervolgens verkocht en in economische eigendom overgedragen aan belanghebbende. In deze akte is vermeld dat de tussen C en belanghebbende overeengekomen koopprijs fl. 5.375,= bedraagt en dat deze koopsom door belanghebbende aan C is voldaan.

    2.3. Niet is in geschil dat bij de onder 2.2 bedoelde akten van 12 juli 1990 de macht om als een eigenaar over het complex te beschikken, is overgedragen - een en ander in de zin van artikel 5, eerste lid, van de Zesde richtlijn (77/388) van de Raad van 17 mei 1977 betreffende de harmonisatie van de wetgevingen der Lid-Staten inzake omzetbelasting - Gemeen-schappelijk stelsel van belasting over de toegevoegde waarde: uniforme grondslag (PB 1977, L 145) - eerst door de Vereniging "B" aan C en vervolgens door C aan belanghebbende.

    Evenmin is in geschil dat deze beide overdrachten, gelet op het arrest van de Hoge Raad van 4 juli 1990, BNB 1990/272* (hierna: het arrest van de Hoge Raad van 4 juli 1990), voor de toepassing van de Wet op de omzetbelasting 1968 zijn aan te merken als leveringen in de zin van artikel 3, eerste lid, aanhef en onderdeel e, van die wet (hierna: de Wet).

    Partijen verschillen wèl van opvatting over de datum op welke de vorenbedoelde macht is overgedragen en op welke derhalve de vorenbedoelde leveringen hebben plaatsgevonden: belanghebbende stelt dat een en ander in feite reeds op 1 juli 1990 heeft plaatsgevonden, de Inspecteur houdt vast aan 12 juli 1990, de datum van de onder 2.2 bedoelde akten.

    2.4. Ten tijde van de beide onder 2.3 bedoelde leveringen was meer dan twee jaren verstreken na het tijdstip van eerste ingebruikneming van het complex. Terzake van geen van deze beide leveringen is een verzoek gedaan als bedoeld in artikel 11, eerste lid, onderdeel a, onder 2°, van de Wet, terwijl terzake van deze beide leveringen ook geen omzetbelasting is voldaan of nageheven.

    2.5. Tussen 12 juli 1990 en 28 december 1993 is het complex voor rekening van belanghebbende bouwrijp gemaakt door sloop van de daarvan deel uitmakende opstallen en egalisering van de grond. Ook is in die periode een aanvang gemaakt met de bouw van voor de verkoop bestemde winkels, kantoorruimten en appartementen op die grond.

    2.6. Bij door de onder 1 genoemde notaris op 28 december 1993 verleden akte, ingeschreven in de daartoe bestemde openbare registers op 29 december 1993, heeft de Vereniging "B" de juridische eigendom van het complex overgedragen aan belanghebbende. Niet is in geschil dat het complex ten tijde van deze overdracht was aan te merken als een...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT