Cassatie van Supreme Court (Netherlands), 21 de Abril de 1999

Datum uitspraak21 de Abril de 1999
Uitgevende instantie:Supreme Court (Netherlands)

gewezen op het beroep in cassatie van X te Z tegen de uitspraak van het Gerechtshof te 's-Gravenhage van 1 juli 1998 betreffende de aan haar voor het jaar 1993 opgelegde aanslag inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen.

  1. Aanslag, bezwaar en geding voor het Hof Aan belanghebbende is voor het jaar 1993 een aanslag inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen opgelegd naar een belastbaar inkomen van f 95.691,--, welke aanslag, na daartegen gemaakt bezwaar, bij uitspraak door de Inspecteur is gehandhaafd. Belanghebbende is van de uitspraak van de Inspecteur in beroep gekomen bij het Hof. Het Hof heeft de uitspraak bevestigd. De uitspraak van het Hof is aan dit arrest gehecht.

  2. Geding in cassatie Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van het Hof beroep in cassatie ingesteld. Het beroepschrift in cassatie is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit. De Staatssecretaris van FinanciÎn heeft een vertoogschrift ingediend.

  3. Beoordeling van het middel 3.1. In cassatie kan van het volgende worden uitgegaan. Belanghebbende is directeur en - met twee zoons - aandeelhouder van een BV die haar bedrijf uitoefent in twee panden die zij tot 31 december 1991 huurde van een derde. Belanghebbende bewoonde als (onder)huurder van de BV met zijn gezin de bovenwoning in ÈÈn van die panden. Op evenvermelde datum is hij eigenaar geworden van de panden. De - niet op schrift gestelde - huurovereenkomsten zijn toen voortgezet. De toen ontstane situatie duurde ook in het onderhavige jaar, 1993, nog voort. 3.2. In cassatie is evenals voor het Hof in geschil of artikel 42a, lid 1, van de Wet op de inkomstenbelasting 1964 van toepassing is op de bovenwoning. Het Hof heeft die vraag bevestigend beantwoord op grond van zijn oordeel dat aan de huurovereenkomsten, voorzover het betreft de huur van de bovenwoning door de BV van belanghebbende en de verhuur van de BV aan belanghebbende, iedere betekenis moet worden ontzegd. Het middel bestrijdt dat oordeel. 3.3. Redengevend voor het oordeel van het Hof is dat de tussen belanghebbende en de BV gesloten huurovereenkomsten voorzover het betreft de bovenwoning elkaars spiegelbeeld vormen, met elkaar samenhangen en niet los van elkaar te denken zijn. Het Hof verbindt daaraan de gevolgtrekking dat belanghebbende het uitsluitend recht op het gebruik en dus op het genot van de woning heeft behouden en zich in wezen niet verbonden heeft om - zoals voor het...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT