Raadkamer van Council of State (Netherlands), 23 de Septiembre de 1999

Datum uitspraak23 de Septiembre de 1999
Uitgevende instantie:Council of State (Netherlands)

Raad

van State

E03.97.1 525/YO 1 .

Datum uitspraak: 23 SEP. 1995

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak op het verzet van:

de Vereniging S.O.S. Schanspolder Ouderkerk Schoon te Ouderkerk aan den IJssel, opposante,

vertegenwoordigd door mr J.E. Dijk te Dordrecht, gemachtigde.

1 Procesverloop

Bij uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van 27 augustus 1998, verzonden op 31 augustus 1998, gedaan met toepassing van artikel 8:54 van de, Algemene wet bestuursrecht, is ongegrond verklaard het op grond van de Wet milieubeheer ingestelde beroep van opposante tegen het besluit van gedeputeerde staten van Zuid-Holland van 12 september 1997, Directie Water en Milieu, Afdeling Bodemsanering, Kenmerk 97.5138, waarbij de door opposante hiertegen ingediende bezwaren niet-ontvankelijk zijn verklaard. Een afschrift van deze uitspraak is aangehecht.

Tegen deze uitspraak heeft opposante bij brief van 6 oktober 1998, ingekomen bij de Raad van State op 7 oktober 1998, verzet op grond van artikel 8:55, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht gedaan bij de Afdeling bestuursrechtspraak. Dit verzetschrift is aan deze uitspraak gehecht.

  1. Overwegingen

    2.1. Ingevolge artikel 6:6 van de Algemene wet bestuursrecht, kan een bezwaar niet-ontvankelijk worden verklaard indien niet is voldaan aan enig bij de wet gesteld vereiste voor het in behandeling nemen van een bezwaar, mits de indiener de gelegenheid heeft gehad het verzuim te herstellen binnen een hem daartoe gestelde termijn.

    Ingevolge artikel 6:22 van de Algemene wet bestuursrecht, kan een besluit waartegen bezwaar is gemaakt, ondanks schending van een vormvoorschrift ,door het orgaan dat op het bezwaar heeft beslist in stand worden gelaten, indien blijkt dat belanghebbenden daardoor niet zijn benadeeld.

    2.2. Opposante heeft dienaangaande in verzet aangevoerd dat de mededeling als bedoeld in artikel 6:6 van de Algemene wet bestuursrecht uit oogpunt van zorgvuldigheid schriftelijk had dienen te geschieden. Nu gedeputeerde staten dit hebben nagelaten, voelt opposante zich hierin benadeeld. Opposante voert hiertoe aan dat ingeval van een schriftelijke mededeling zij veel meer doordrongen zou zijn geraakt van het gelezene; er geen misverstanden hadden kunnen ontstaan over de inhoud van het verzoek van de secretaris van de bezwarencommissie Awb en dat bovendien waarschijnlijk was geweest dat zij alsdan tijdig een deugdelijke machtiging had opgestuurd. Onder deze omstandigheden is opposante van mening dat de...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT