Voorlopige voorziening van Rechtbank 's-Gravenhage, Amsterdam, 30 de Noviembre de 2000

Sprekergepubliceerd
Datum uitspraak30 de Noviembre de 2000
Uitgevende instantie:Amsterdam

Arrondissementsrechtbank te 's-Gravenhage

zittinghoudende te Amsterdam

Sector Bestuursrecht

president

Uitspraak

artikel 8:84 Algemene wet bestuursrecht (Awb)

jo artikel 33a Vreemdelingenwet (Vw)

reg.nr.: AWB 00/4501 VRWET en AWB 00/4503 VRWET

inzake : A en zijn echtgenote B, beiden verblijvende te C, verzoekers,

tegen : de Staatssecretaris van Justitie, verweerder.

  1. ONTSTAAN EN LOOP VAN HET GEDING

    1. Verzoeker, geboren op [...] 1965, en verzoekster, geboren op [...] 1967, bezitten beiden de Turkse nationaliteit. Op 26 november 1999 hebben zij elk een aanvraag ingediend om verlening van een vergunning tot verblijf op basis van

      de tijdelijke regeling witte illegalen als bedoeld in Tussentijds Bericht Vreemdelingencirculaire (TBV) 1999/23. Bij afzonderlijke besluiten van 20 juni 2000 heeft verweerder op de aanvragen afwijzend beslist. Verzoekers hebben

      tegen deze besluiten afzonderlijk bezwaar gemaakt bij bezwaarschriften van 30 juni 2000, aangevuld bij brief van 21 juli 2000. Bij de uitreiking van de besluiten is kenbaar gemaakt dat uitzetting gedurende de periode dat de bezwaren

      aanhangig zijn, niet achterwege zal worden gelaten. Verzoekers moeten er dan ook rekening mee houden binnenkort uit Nederland te worden verwijderd.

    2. Bij verzoekschriften van 30 juni 2000 hebben verzoekers de president van de rechtbank verzocht de beslissingen van verweerder om uitzetting niet achterwege te laten, te schorsen totdat in bezwaar is beslist op de aanvragen om

      verlening van een vergunning tot verblijf.

      Verzoekers hebben bij brief van 21 juli 2000 verzocht de gronden van bezwaar aan te merken als de gronden van het verzoek. De verzoeken zijn nader aangevuld bij brieven van 2 augustus 2000 en 6 november 2000. De op de zaak

      betrekking hebbende stukken van verweerder zijn op 19 juli 2000 ter griffie ontvangen. In het verweerschrift van 27 september 2000 heeft verweerder geconcludeerd tot afwijzing van de verzoeken en, met toepassing van artikel 33b Vw,

      tot ongegrondverklaring van de bezwaren.

    3. Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 16 november 2000. Verzoekers zijn aldaar verschenen, bijgestaan door mr. I.K. van Acker, advocaat te Amsterdam. Verweerder is aldaar vertegenwoordigd door gemachtigde mr. D. van

      den Berg, ambtenaar bij de Immigratie- en Naturalisatiedienst van verweerders ministerie.

  2. OVERWEGINGEN

    1. Aan de orde is de vraag of er aanleiding bestaat de beslissingen om de uitzetting niet achterwege te laten te schorsen en een daartoe strekkende voorlopige voorziening te treffen. Dit is het geval indien het belang van verweerder

      bij onmiddellijke uitvoering van zijn beslissingen niet opweegt tegen de belangen van verzoekers bij de gevraagde voorziening. De beslissingen de uitzetting niet achterwege te laten zijn evenzeer onrechtmatig indien die beslissingen

      in strijd zijn met verdragsbepalingen of andere rechtsregels, de algemene beginselen van behoorlijk bestuur daaronder begrepen. In het bijzonder zijn die beslissingen ingevolge artikel 32, eerste lid onder b Vw onrechtmatig indien

      er aanleiding bestaat om aan te nemen dat de bezwaren tegen de besluiten die strekken tot weigering van de toelating, een redelijke kans van slagen hebben.

    2. De president gaat uit van de volgende feiten. Verzoeker verblijft sedert 16 februari 1992 in Nederland en is sedert 16 april 1993 in het bezit van een sofi-nummer. Verzoekster verblijft laatstelijk sedert oktober 1995 in

      Nederland nadat zij, na binnenkomst in 1993, in oktober 1994 naar Turkije is uitgezet. De aanvraag van verzoekster is afhankelijk van de aanvraag van verzoeker.

    3. Verzoekers menen dat klemmende redenen van humanitaire aard tot toelating nopen.

      Daarbij beroepen zij zich op de tijdelijke regeling witte illegalen. Niet is in geschil dat niet aan de voorwaarden van het beleid is voldaan.

      Ten aanzien van het sofi-nummervereiste is evenwel opgemerkt dat, gelet op de voorgeschiedenis van TBV 1999/23, de in dit beleid opgenomen voorwaarden voor het vragen van advies overeen zouden moeten stemmen met de criteria bij de

      besluitvorming ten aanzien van de hongerstakers in de Agneskerk, zoals geformuleerd in de brief van verweerder van 1 februari 1999 gericht aan de Tweede Kamer. Het bezit van een sofi-nummer is geen criterium dat is gehanteerd bij de

      besluitvorming inzake die hongerstakers. Bovendien betreft het een louter formeel criterium. In het besluit en in andere stukken ontbreekt een toelichting op het belang van dit criterium. Verzoekers beroepen zich tevens op het

      gelijkheidsbeginsel inzake "de zaak Cohen". In deze zaak heeft verweerder geoordeeld dat er was voldaan aan de voorwaarden van de tijdelijke regeling hoewel het sofi-nummer eerst veel later dan 1 januari 1992 was toegekend. Voorts

      heeft ook de Minister van FinanciÎn te kennen gegeven dat de voorwaarde van het bezit van een sofi-nummer niet in alle gevallen op zijn plaats is.

      Ten aanzien van het woonplaatsvereiste is opgemerkt dat, nu verweerder het beleid voert dat eenmaal per jaar sprake mag zijn van een verblijfsgat van drie maanden, verweerder dient toe te lichten waarom een verblijfsgat...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT