Cassatie van Supreme Court (Netherlands), 10 de Agosto de 2012

Datum uitspraak10 de Agosto de 2012
Uitgevende instantie:Supreme Court (Netherlands)

10 augustus 2012

Eerste Kamer

12/00756

EE/LZ

Hoge Raad der Nederlanden

Arrest

in de zaak van:

  1. [Eiseres 1],

    gevestigd te [vestigingsplaats],

  2. [Eiser 2],

    wonende te [woonplaats],

  3. [Eiseres 3],

    wonende te [woonplaats],

    EISERS tot cassatie,

    advocaat: mr. J. Groen,

    t e g e n

    De gezamenlijke erfgenamen van [betrokkene 1],

    laatstelijk wonende te [woonplaats],

    VERWEERDERS in cassatie,

    niet verschenen.

    Partijen zullen hierna ook worden aangeduid als [eiser] c.s. en de erfgenamen.

  4. Het geding in feitelijke instanties

    Voor het verloop van het geding in feitelijke instanties verwijst de Hoge Raad naar de navolgende stukken:

    1. het vonnis in de zaak 153395/HA ZA 07-166 van de rechtbank te 's-Hertogenbosch van 17 september 2008;

    2. het arrest in de zaak HD 200.022.215 van het gerechtshof te 's-Hertogenbosch van 1 november 2011.

    Het arrest van het hof is aan dit arrest gehecht.

  5. Het geding in cassatie

    Tegen het arrest van het hof hebben [eiser] c.s. beroep in cassatie ingesteld. De cassatiedagvaarding is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.

    Het door [eiser] c.s. verschuldigde griffierecht is op 4 april 2012 door de Hoge Raad ontvangen.

    Aan de advocaat van [eiser] c.s. is verzocht zich schriftelijk uit te laten over de vraag waarom het griffierecht niet binnen de wettelijke betalingstermijn is bijgeschreven op rekening van de Hoge Raad en de rechtsgevolgen daarvan.

    De advocaat van [eiser] c.s. heeft bij akte van 4 mei 2012 een reactie ingediend.

    De conclusie van de Advocaat-Generaal F.F. Langemeijer strekt tot niet-ontvankelijkverklaring van het cassatieberoep.

  6. Beoordeling van de ontvankelijkheid van het cassatieberoep

    3.1 Ingevolge art. 3 lid 3 Wgbz dienden [eiser] c.s. het verschuldigde griffierecht binnen 4 weken na uitroeping van de zaak ter terechtzitting en derhalve uiterlijk op 23 maart 2012 te voldoen. Aangezien het griffierecht eerst op 4 april 2012 - en dus niet binnen de wettelijke termijn - is voldaan, is het cassatieberoep ingevolge art. 409a lid 2 Rv. niet-ontvankelijk.

    3.2 Bij akte van 4 mei 2012 heeft de advocaat van [eiser] c.s. zich primair op het standpunt gesteld dat de Wet griffierechten burgerlijke zaken in strijd is met art. 6 EVRM. Subsidiair heeft hij kennelijk een beroep gedaan op de hardheidsclausule van art. 127a lid 3 in verbinding met art. 409a lid 3 Rv. Daartoe heeft hij aangevoerd dat in de aanmaning van 30 maart 2012 is medegedeeld dat binnen 14 dagen na dagtekening alsnog dient te worden betaald...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT