Cassatie van Supreme Court (Netherlands), 27 de Abril de 2001

Datum uitspraak27 de Abril de 2001
Uitgevende instantie:Supreme Court (Netherlands)

27 april 2001

Eerste Kamer

Nr. C99/275HR

Hoge Raad der Nederlanden

Arrest

in de zaak van:

[Eiseres], gevestigd te [vestigingsplaats],

EISERES tot cassatie,

advocaat: mr. G.C. Makkink,

t e g e n

  1. [Verweerster 1], gevestigd te [vestigingsplaats],

  2. [Verweerder 2],

  3. [Verweerder 3],

    beiden wonende te [woonplaats],

    VERWEERDERS in cassatie,

    advocaat: voorheen mr. G. Snijders,

    thans mr. H.A. Groen.

  4. Het geding in feitelijke instanties

    Verweerders in cassatie - verder te noemen: [verweerder] - hebben bij exploit van 21 april 1994 eiseres tot cassatie - verder te noemen: [eiseres] - gedagvaard voor de Rechtbank te Roermond en veroordeling van [eiseres] gevorderd tot betaling van ƒ 394.122,-- vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 4 april 1994, alsmede tot vergoeding van de door [verweerder] ter zake vanaf week 13 1994 geleden schade, nader op te maken bij staat.

    [Eiseres] heeft de vordering bestreden.

    Bij tussenvonnis van 11 mei 1995 heeft de Rechtbank een gerechtelijke plaatsopneming, een comparitie van partijen en een deskundigenbericht bevolen alsmede een deskundige benoemd.

    Nadat de Rechtbank bij een tweede tussenvonnis een tweede deskundige had benoemd, heeft de Rechtbank bij eindvonnis van 16 oktober 1997 de vorderingen van [verweerder] afgewezen.

    Tegen de vonnissen heeft [verweerder] hoger beroep ingesteld bij het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch.

    Bij memorie van antwoord heeft [eiseres] incidenteel beroep ingesteld.

    [Verweerder] heeft geconcludeerd tot verwerping van het incidentele beroep en tot bekrachtiging van het tussenvonnis van 11 mei 1995, zonodig met verbetering van gronden.

    Bij arrest van 26 april 1999 heeft het Hof [verweerder] niet-ontvankelijk verklaard in zijn hoger beroep tegen het tussenvonnis van 7 juni 1995, het vonnis van 16 oktober 1997 vernietigd en, opnieuw rechtdoende, [eiseres] veroordeeld tot vergoeding van schade, door [verweerder] geleden als gevolg van de levering door [eiseres] van een met Ethidimuron verontreinigd vat ijzerchelaat, deze schade op te maken bij staat, waarin begrepen de wettelijke rente vanaf 4 april 1994 en het incidentele beroep verworpen.

    Het arrest van het Hof is aan dit arrest gehecht.

  5. Het geding in cassatie

    Tegen het arrest van het Hof heeft [eiseres] beroep in cassatie ingesteld. De cassatiedagvaarding is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.

    [Verweerder] heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.

    De zaak is voor partijen toegelicht door hun advocaten en voor [verweerder] mede door mr. T.F.E. Tjong Tjin Tai, advocaat bij de Hoge Raad.

    De conclusie van de Advocaat-Generaal A.S. Hartkamp strekt tot verwerping van het beroep.

  6. Beoordeling van het middel

    3.1 In cassatie kan van het volgende worden uitgegaan.

    (i) [Verweerder] exploiteert een rozenkwekerij. Als meststof gebruikt hij onder meer een ijzerhoudend product, ijzerchelaat, dat onder de merknaam BioFer op de markt wordt gebracht door Epenhuijsen Chemie en onder meer wordt verkocht door [eiseres].

    (ii) Omstreeks 10 juni 1993 heeft [verweerder] van [eiseres] een vat BioFer gekocht en geleverd gekregen. [Verweerder] heeft het product vanaf medio juli 1993 in het druppelsysteem van de kwekerij in gebruik genomen en als voedings- en meststof toegediend aan de in zijn kassen gekweekte rozenplanten. De groei van de planten liep vervolgens snel terug, de bladontwikkeling werd minimaal, het blad vertoonde verdrogingsverschijnselen en de houdbaarheid na verkoop van de rozen liep sterk terug.

    3.2 In dit geding heeft [verweerder] jegens [eiseres] de hiervoren onder 1 vermelde vordering ingesteld. [Verweerder] heeft aan de vordering ten grondslag gelegd dat [eiseres] jegens haar wanprestatie heeft gepleegd dan wel onrechtmatig heeft gehandeld door haar een voor rozen bestemde voedingsstof en meststof te leveren dat een herbicide bevatte, ten gevolge waarvan ernstige schade is ontstaan aan de door [verweerder] geteelde rozen. De Rechtbank heeft de vordering afgewezen.

    3.3 Het Hof heeft [eiseres] veroordeeld tot vergoeding van schade, door [verweerder] geleden als gevolg van de levering door [eiseres] van een vat met het herbicide Ethidimuron verontreinigd ijzerchelaat, welke schade dient te worden opgemaakt bij staat en dient te worden vereffend volgens de wet.

    Het Hof heeft daartoe, voorzover in cassatie van belang, het volgende overwogen. In grief I heeft [eiseres] betoogd dat de overweging van de Rechtbank, die inhoudt dat de enkele omstandigheid dat het geleverde niet voldeed aan de overeenkomst, tot aansprakelijkheid van [eiseres] zou leiden, onjuist is. Het Hof oordeelt dat deze overweging van de Rechtbank niet kan worden aanvaard, aangezien de aansprakelijkheid rechtstreeks uit de non-conformiteit wordt afgeleid, zonder dat blijkt of de Rechtbank zich rekenschap heeft gegeven van de overige vereisten voor een zodanige aansprakelijkheid. Een en ander kan [eiseres] echter niet baten, aangezien naar het oordeel van het Hof voor industrieel vervaardigde zaken geldt dat naar verkeersopvattingen gebreken daaraan voor risico van de verkoper komen, ook als hij die gebreken niet kende noch behoorde te kennen.

    3.4 Het Hof heeft voorts overwogen dat [eiseres] in beginsel aansprakelijk is als de ondeugdelijkheid van het geleverde komt vast te staan, aangezien gebreken aan het product voor risico komen van [eiseres] en van andere omstandigheden die desondanks tot overmacht moeten leiden, niet is gebleken. Gelet op het feit dat er geen exoneratiebeding gold, behoeft naar het oordeel van het Hof niet te worden onderzocht of en in hoeverre het voor een verkoper mogelijk is zich te exonereren voor verplichtingen die de kern van de verbintenis uitmaken.

    3.5 Het middel richt zich tegen het hiervoor in 3.3 vermelde oordeel. Het strekt ten betoge dat het Hof ten onrechte heeft geoordeeld dat de verkeersopvattingen meebrengen dat er een rechtsregel bestaat, die onafhankelijk van de concrete omstandigheden van het geval ertoe leidt dat voor industrieel vervaardigde zaken geldt dat gebreken daaraan voor risico van de verkoper komen, ook als hij de gebreken niet kende noch behoorde te kennen...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT