Cassatie van Rechtbank Zwolle, 27 de Junio de 2001

Sprekergepubliceerd
Datum uitspraak27 de Junio de 2001
Uitgevende instantie:Rechtbank Zwolle

ARRONDISSEMENTSRECHTBANK

TE ZWOLLE

Meervoudige civiele kamer

Zaaknr/rolnr: 61478/ HAZA 00-1247

Uitspraak: 27 juni 2001

V O N N I S

in de zaak, aanhangig tussen:

de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid [opposante]

gevestigd en kantoorhoudende te [woonplaats],

opposante,

procureur mr. J.P. van Dijk,

en

de maatschap [geopposeerde],

gevestigd te [vestigingsplaats 1], [vestigingsplaats 2] en [vestigingsplaats 3],

geopposeerde,

advocaat: mr. P.J.M. von Schmidt auf Altenstadt te Den Haag;

procureur: mr. J.A. van Wijmen.

Partijen worden hierna aangeduid als [opposante] en [geopposeerde].

PROCESGANG

Bij verstekvonnis van deze rechtbank van 27 september 2000 is [opposante] op vordering van [geopposeerde] uitvoerbaar bij voorraad veroordeeld om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan [geopposeerde] te betalen een bedrag van f 45.557,21, vermeerderd met de wettelijke rente over f 43.357,21 vanaf 27 februari 1998 tot de dag van betaling, en met de wettelijke rente over f 2.200,= vanaf 3 juli 2000 tot de dag van betaling, zulks met veroordeling van [opposante] in de kosten van het verstek en onder afwijzing van het meer door [geopposeerde] gevorderde.

De zaak is bij op 6 november 2000 uitgebrachte verzetdagvaarding aanhangig gemaakt. Partijen zijn verschenen, waarna de volgende processtukken zijn gewisseld:

- een conclusie van eis in oppositie van de zijde van [opposante];

- een conclusie van antwoord in oppositie van de zijde van [geopposeerde];

- een conclusie van repliek in oppositie van de zijde van [opposante].

Ten slotte is door partijen op het griffiedossier vonnis gevraagd.

CONCLUSIES VAN PARTIJEN

De vordering van [opposante] strekt ertoe dat de rechtbank bij vonnis, zo veel mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:

[opposante] zal verklaren tot goed opposante in haar verzet tegen het vonnis d.d. 27 september 2000 zoals door de arrondissementsrechtbank te Zwolle onder kenmerk 59188/ HAZA 00-921 tussen [opposante] en [geopposeerde] gewezen en in verband daarmede het bovengenoemde vonnis zal vernietigen;

[opposante] zal ontheffen van de in dit genoemde vonnis tegen haar uitgesproken veroordeling en de gevolgen daarvan en primair de dagvaarding nietig zal verklaren, subsidiair [geopposeerde] in haar vorderingen niet ontvankelijk zal verklaren, althans deze vorderingen aan haar zal ontzeggen, een en ander met veroordeling van [geopposeerde] in de kosten van de procedure.

Daartegen is door [geopposeerde] verweer gevoerd met conclusie het verzet van [opposante] ongegrond te verklaren en het verstekvonnis d.d. 27 september 2000 te bekrachtigen, zo nodig met verbetering en/of aanvulling van gronden, n en ander met veroordeling van [opposante] in de kosten van het verzet.

MOTIVERING

  1. vaststaande feiten

    Tussen partijen staat als enerzijds gesteld en anderzijds erkend dan wel niet (voldoende) betwist -mede op grond van de in zoverre niet bestreden inhoud van de overgelegde bewijsstukken- het volgende vast.

    1.1. [advocaat mr. Y], in 1994 lid van de maatschap [geopposeerde], heeft in de periode van mei tot juli 1994 door tussenkomst van de Zwolse [advocaat mr. X] [opposante] bijgestaan in het voeren van een kort gedingprocedure voor de president van de rechtbank te Den Haag.

    1.2. Op 25 oktober 1994 is terzake de verrichte werkzaamheden in voornoemde kort gedingprocedure door [geopposeerde] een declaratie gestuurd naar [advocaat mr. X], welke - na inspanningen van zijn kant - met 20% is gematigd.

    1.3. De declaratie, welke eerst op naam van [advocaat mr. X] was gesteld, is op verzoek van laatstgenoemde op naam van [opposante] gezet.

    1.4. De declaratie van ƒ 43.357,21 is onbetaald gebleven. [geopposeerde] heeft bij schrijven d.d. 27 januari 1998 [opposante] gesommeerd alsnog over te gaan tot betaling van dit bedrag binnen 30 dagen.

    1.5. Bij schrijven van 12 augustus 1998 heeft [geopposeerde] de Deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Zwolle verzocht de declaratie te begroten. Nadat deze zich onbevoegd heeft geacht dit verzoek te behandelen is de Raad van Toezicht voor de Orde van Advocaten bij de Hoge Raad der Nederlanden verzocht de begroting vast te stellen. Deze heeft zich bij beslissing van 16 september 1999 niet bevoegd geacht de onderhavige declaratie te begroten.

    De Raad heeft aangegeven dat hij, indien hij bevoegd geweest zou zijn, de declaratie zou hebben begroot op ƒ 43.357,21, nu hij dit bedrag, gelet op het belang van de zaak, de spoedeisendheid en de specialistische aard, niet onredelijk acht.

  2. standpunten van partijen

    standpunt [opposante]

    2.1. [opposante] stelt dat de oorspronkelijke dagvaarding voor de zitting van 3 juli 2000, op grond waarvan het verstekvonnis is uitgesproken, nietig verklaard dient te worden, nu deze lijdt aan een betekeningsgebrek. Enerzijds is de dagvaarding niet betekend aan de juiste bestuurder van de vennootschap en anderzijds is er betekend op een onjuist adres. Door een fout bij de Kamer van Koophandel is de bestuurswisseling niet tijdig veranderd, zodat dit onjuist in het Handelsregister was opgenomen. [geopposeerde] had voorafgaand aan de betekening echter wel van de adreswijziging op de hoogte kunnen zijn, omdat het nieuwe adres op het briefpapier van [opposante] was vermeld.

    2.2. [geopposeerde] is niet ontvankelijk in haar vordering, nu de procedure op grond van de Wet Tarieven in Burgerlijke Zaken had dienen te worden gevolgd. Dagvaarding bij de gewone rechter kan alleen indien de hoogte van de vordering niet wordt betwist en desondanks betaling uitblijft. [opposante] heeft echter ook bezwaar tegen de omvang van de vordering. De Haagse Raad van Toezicht is niet bevoegd omdat [opposante] geen clinte was bij [advocaat mr. Y].

    2.3. [opposante] heeft geen opdracht aan [geopposeerde] verstrekt tot het verrichten van juridische werkzaamheden en is dus niets verschuldigd. [opposante] had mr. Schuldink benaderd, die al eerder voor [opposante] had geprocedeerd. [advocaat mr. X] heeft toen [geopposeerde] ingeschakeld en - zonder [opposante] daarover in kennis te stellen - een veel ruimere opdracht verstrekt dan [opposante] kon vermoeden. [opposante] ging ervan uit dat de contacten met [geopposeerde] betrekking hadden op de gebruikelijke procureursstelling. Zij werd hierover nauwelijks genformeerd. Er is geen sprake geweest van doorverwijzing naar [geopposeerde] door [advocaat mr. X]. De brief van 3 augustus 1994 die [opposante] heeft geschreven is een brief achteraf, waaruit blijkt dat er kennelijk niet goed is gecommuniceerd en niet is gewaarschuwd voor de hoge kosten.

    2.4. De declaratie is voor het voeren van een kort geding exorbitant hoog en matig gespecificeerd. Bovendien stelt [geopposeerde] dat er een specialist was ingeschakeld, die derhalve beduidend minder uren zou moeten hebben gemaakt. [opposante] bestrijdt dat er ingewikkelde Europeesrechtelijke problematiek aan de orde was. [geopposeerde] had [advocaat mr. X] moeten informeren over deze kosten zodat hij zich daarover kon beraden en [opposante] had kunnen informeren. [advocaat mr. X] had aangegeven dat de kosten tussen de ƒ 4.000 en ƒ 10.000,-- zouden liggen.

    2.5. De vordering is sinds 25 oktober 1999 verjaard, omdat er vanaf het moment van opeisbaarheid, te weten 25 oktober 1994, 5 jaren verstreken zijn zonder dat stuiting heeft...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT