Cassatie van Rechtbank Amsterdam, 3 de Julio de 2001

Sprekergepubliceerd
Datum uitspraak 3 de Julio de 2001
Uitgevende instantie:Rechtbank Amsterdam

+-------------------+

VERKORT VONNIS

+-------------------+

van de arrondissementsrechtbank te Amsterdam, meervoudige kamer 5A, in de strafzaak tegen:

[verdachte],

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum],

wonende te [woonplaats], [adres].

De rechtbank heeft beraadslaagd naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 19 juni 2001.

  1. Telastelegging.

    Aan verdachte is telastegelegd hetgeen staat omschreven in de dagvaarding zoals ter terechtzitting gewijzigd.

    Van de dagvaarding en de vordering wijziging telastelegging zijn kopien als bijlagen 1 en 2 aan dit vonnis gehecht.

    De gewijzigde telastelegging geldt als hier ingevoegd.

  2. Voorvragen.

    Ontvankelijkheid van de officier van justitie.

    2.1. De raadsman heeft aangevoerd dat het openbaar ministerie niet ontvankelijk verklaard dient te worden.

    De officier van justitie heeft de verdediging nooit volledig inzicht gegeven in het bewijsmateriaal -zowel belastend als ontlastend- dat het openbaar ministerie wel ter beschikking stond. Door systematisch stukken achter te houden en consequent niet op redelijke verzoeken van de verdediging te reageren, heeft het openbaar ministerie bewust de belangen van de verdediging geschaad.

    2.2. Het openbaar ministerie heeft gehandeld in strijd met het verbod op "dtournement de pouvoir" door op onjuiste, onrechtmatige wijze gebruik te maken van het dwangmiddel van de voorlopige hechtenis.

    De enige grond voor de voorlopige hechtenis in deze zaak is het recidive-gevaar. Volgens het openbaar ministerie is er sprake van een voortdurend delict zolang [dochter van verdachte] in Egypte verblijft.

    Het doel van de voorlopige hechtenis is om te voorkomen dat de verdachte opnieuw een soortgelijk feit pleegt. Het is principieel onjuist om bij een voortdurend delict van recidive te spreken.

    De voorlopige hechtenis is in deze zaak gebruikt om verdachte ergens toe te dwingen: verdachte zou onmiddellijk in vrijheid worden gesteld als hij zou zorgen voor de terugkeer van [dochter van verdachte] naar Nederland. De recidive-grond zou daarmee komen te vervallen.

    2.3. Het openbaar ministerie had nooit tot strafvervolging van verdachte mogen overgaan. Een redelijke en billijke belangen-afweging tussen het belang van strafvordering aan de ene en het belang van [dochter van verdachte] aan de andere kant had tot de conclusie moeten leiden dat voor het strafrecht in deze zaak geen rol was weggelegd.

    2.4. De rechtbank verwerpt het beroep op niet-ontvankelijkheid van het openbaar ministerie en zij overweegt daartoe als volgt.

    In het dossier bevinden zich geen feitelijke aanwijzingen dat het openbaar ministerie op systematische wijze of anderszins opzettelijk aan de verdediging stukken heeft onthouden waarover het wel beschikte. Voorzover de brieven van de raadsman aan de officier van justitie al niet zijn beantwoord heeft te gelden dat niet gebleken is dat de verdediging hierdoor zodanig in haar belangen is geschaad dat dit de ontvankelijk-heid van het openbaar ministerie regardeert.

    De officier van justitie heeft terzake van de voorlopige hechtenis een consistent vorderingsbeleid gevoerd geheel binnen de wettelijke kaders, zodat de rechtbank ook hierin geen aanleiding ziet de officier van justitie niet ontvankeljk te verklaren. Geheel ten overvloede wijst de rechtbank er nog op dat niet de officier van justitie maar de rechter-commissaris op instigatie van de verdediging een schorsingsvoorwaarde heeft geformuleerd die samenhing met de terugkeer van [dochter van verdachte] naar Nederland.

    Naar het oordeel van de rechtbank is niet gebleken dat de officier van justitie niet in redelijkheid tot het vervolgen van verdachte terzake van het telastegelegde feit had kunnen overgaan.

  3. Waardering van het bewijs.

    3.1. De raadsman stelt zich op het standpunt dat niet bewezen kan worden dat verdachte het telastegelegde heeft gepleegd.

    Er is geen sprake van ontrekking in de zin van artikel 279 van het Wetboek van...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT