Cassatie van Supreme Court (Netherlands), 4 de Octubre de 2005

Datum uitspraak 4 de Octubre de 2005
Uitgevende instantie:Supreme Court (Netherlands)

4 oktober 2005

Strafkamer

nr. 02246/04 E

AGJ/SM

Hoge Raad der Nederlanden

Arrest

op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch, Economische Kamer, van 30 januari 2004, nummer 20/001932-02, in de strafzaak tegen:

[verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1958, wonende te [woonplaats].

  1. De bestreden uitspraak

    Het Hof heeft in hoger beroep bevestigd een vonnis van de Rechtbank te Breda van 15 maart 2002, waarbij de verdachte ter zake van 1. "overtreding van een voorschrift gesteld bij of krachtens artikel 10.30, eerste lid, van de Wet milieubeheer, opzettelijk begaan door een rechtspersoon, terwijl hij tot het plegen van dat feit opdracht heeft gegeven" en 2. "overtreding van een voorschrift gesteld bij of krachtens artikel 10.30, eerste lid, van de Wet milieubeheer, opzettelijk begaan door een rechtspersoon, terwijl hij tot het plegen van dat feit opdracht heeft gegeven" is veroordeeld tot een geldboete van € 5.000,-, subsidiair vijftig dagen hechtenis, waarvan € 2.500,- subsidiair 35 dagen hechtenis voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren.

  2. Geding in cassatie

    2.1. Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft mr. E.M. Richel, advocaat te Rotterdam, bij schriftuur middelen van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.

    De Advocaat-Generaal Jrg heeft geconcludeerd dat de Hoge Raad het beroep zal verwerpen.

    2.2. De Hoge Raad heeft kennisgenomen van het schriftelijk commentaar van de raadsman op de conclusie van de Advocaat-Generaal.

  3. Aan de bespreking van de middelen voorafgaande beschouwing

    3.1. Het gaat in deze zaak om een B.V. die zich twee maal van een hoeveelheid gevaarlijke - seleen houdende - afvalstoffen zou hebben ontdaan door afgifte daarvan aan een derde die geen vergunninghouder was, terwijl de verdachte tot die feiten opdracht heeft gegeven.

    3.2. De door het Hof bevestigde bewezenverklaring van de Rechtbank houdt in dat:

    1. [A] B.V. op tijdstippen in de periode van 27 september 2000 tot en met 03 oktober 2000 in Nederland, opzettelijk, zich door afgifte aan [B] B.V., heeft ontdaan van gevaarlijke afvalstoffen, te weten een partij veegvuil, in elk geval een partij afvalstoffen, welke gedeeltelijk bestond uit seleen, zijnde een stof, vermeld in bijlage II van het Besluit aanwijzing gevaarlijke afvalstoffen, waarvan de concentratie 75 mg/kg was, hebbende hij, verdachte, tot dat feit opdracht gegeven;

    2. [A] B.V. op tijdstippen in de periode van 22 augustus 2000 tot en met 8 september 2000 in Nederland, opzettelijk, zich door afgifte aan [B] B.V., heeft ontdaan van gevaarlijke afvalstoffen, te weten een partij veegvuil, in elk geval een partij afvalstoffen, welke gedeeltelijk bestond uit seleen, zijnde een stof, vermeld in bijlage II van het Besluit aanwijzing gevaarlijke afvalstoffen, waarvan de concentratie hoger dan de in voormelde bijlage II daarvoor aangegeven concentratiegrenswaarde van 50 mg/kg was, hebbende hij, verdachte, tot dat feit opdracht gegeven.

    3.3. Het toepasselijke wettelijke kader.

    3.3.1. De Richtlijn 75/442/EEG van de Raad van 15 juli 1975 betreffende afvalstoffen, zoals gewijzigd bij de Richtlijn 91/156/EEG houdt, onder meer, in:

    "In deze richtlijn wordt verstaan onder:

    1. "afvalstof": elke stof of elk voorwerp behorende tot de in bijlage I genoemde categorien waarvan de houder zich ontdoet, voornemens is zich te ontdoen of zich moet ontdoen."

      3.3.2. De Richtlijn 91/689/EEG van de Raad van 12 december 1991 betreffende gevaarlijke stoffen verwijst in art. 1 voor de term "afvalstoffen" naar de definitie terzake in de hiervoor onder 3.3.1 genoemde Richtlijn.

      3.3.3. Het in deze zaak toepasselijke art. 10.30, eerste lid (oud), Wet milieubeheer (Wm) luidt als volgt:

      1. Het is verboden zich door afgifte aan een ander van gevaarlijke afvalstoffen te ontdoen.

      3.3.4. Art. 1.1, eerste lid (oud), Wm luidt, voorzover hier van belang, als volgt:

      In deze wet en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:

      (...)

      afvalstoffen: alle stoffen, preparaten of andere produkten, waarvan de houder zich - met het oog op de verwijdering daarvan - ontdoet, voornemens is zich te ontdoen of zich moet ontdoen

      3.3.5. Sinds de inwerkingtreding van de Wet van 21 juni 2001 tot wijziging van de Wet milieubeheer (structuur beheer afvalstoffen) (Stb. 2001, 346) luidt art. 1.1, eerste lid, Wm als volgt:

      In deze wet en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:

      (...)

      afvalstoffen: alle stoffen, preparaten of andere producten die behoren tot de categorien die zijn genoemd in bijlage I bij richtlijn nr. 75/442/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 15 juli 1975 betreffende afvalstoffen, waarvan de houder zich ontdoet, voornemens is zich te ontdoen of zich moet ontdoen.

      3.3.6. Art. 1.1, eerste lid (oud), Wm bevatte de volgende definitie van het begrip gevaarlijke afvalstoffen:

      gevaarlijke afvalstoffen: bij algemene maatregel van bestuur als zodanig aangewezen afvalstoffen, met inachtneming van ter zake voor Nederland verbindende verdragen en besluiten van volkenrechtelijke organisaties.

      3.3.7. Het hier toepasselijke Besluit aanwijzing gevaarlijk afvalstoffen (1997) (Stb. 1997, 663) en de daarbij behorende Bijlage II hielden, onder meer, het volgende in:

      "Artikel 3

      Als gevaarlijke afvalstoffen als bedoeld in artikel 1.1, eerste lid, van de Wet milieubeheer worden aangewezen:

      (...)

    2. afvalstoffen die geheel of gedeeltelijk bestaan uit stoffen, vermeld in bijlage II, tenzij de concentratie van de stoffen in die afvalstoffen kleiner is dan de in bijlage II daarvoor aangegeven concentratiegrenswaarde."

      (...)

      BIJLAGE II VAN HET BESLUIT AANWIJZING GEVAARLIJKE AFVALSTOFFEN

      (...)

      De afvalstoffen die geheel of gedeeltelijk bestaan uit stoffen, vermeld in de klassen A, B, C en D, worden als gevaarlijke afvalstof aangemerkt, tenzij de concentratie van de stoffen in die afvalstoffen kleiner is dan de toepasselijke concentratiegrenswaarde.

      (...)

      Klasse A

      Concentratiegrenswaarde: 50 mg/kg

      (...)

      A.7 Seleen en seleenverbindingen

      (...)"

  4. Beoordeling van het tweede middel

    4.1. Het middel bevat - primair - de klacht dat het Hof heeft verzuimd gemotiveerd te beslissen op het verweer dat art. 1.1, tiende lid (oud), Wm en het mede op die bepaling gegronde Besluit aanwijzing gevaarlijke afvalstoffen (1997) (oud) een onjuiste implementatie behelzen van de Richtlijn 75/442/EEG betreffende afvalstoffen en de Richtlijn 91/689/EEG betreffende gevaarlijke afvalstoffen.

    4.2. Deze klacht mist feitelijke grondslag, in aanmerking genomen dat de bestreden uitspraak, voorzover te dezen van belang, inhoudt dat het Hof zich heeft verenigd met het beroepen vonnis en met de gronden waarop dit berust, zodat ervan moet worden uitgegaan dat het Hof de gemotiveerde verwerping door de Rechtbank van het desbetreffende - zowel in eerste aanleg als in hoger beroep gevoerde - verweer heeft overgenomen en tot de zijne heeft gemaakt.

    4.3. De desbetreffende overwegingen van de Rechtbank luiden als volgt:

    "Namens verdachte is aangevoerd dat de officier van justitie gelet op artikel 1 Sv ten onrechte tot strafvervolging van verdachte is overgegaan omdat er sprake is van strijd met artikel 1 Sr. Daartoe is -kort gezegd- aangevoerd dat artikel 1.1 lid 10, Wet milieubeheer onverbindend is wegens strijd met de Richtlijn van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 15 juli 1975 betreffende afvalstoffen, 75/442 EEG, en de Richtlijn van die Raad van 12 december 1991 betreffende gevaarlijke afvalstoffen, 91/689 EEG. Voorts dient volgens verdachte aan het Arrest van het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen van 15 juni 2000, gepubliceerd in AB 2000/311, (hierna: Arco-arrest) de gevolgtrekking te worden verbonden dat de Nederlandse wetgever die Richtlijnen onjuist dan wel onvolledig heeft gemplementeerd met de Wet milieubeheer. Tot slot acht verdachte het begrip "afvalstof" zoals opgenomen in de Wet milieubeheer gelet op het Arco-arrest te vaag en te onduidelijk.

    De rechtbank overweegt allereerst dat het op grond van de Wet milieubeheer genomen Besluit aanwijzing gevaarlijke afvalstoffen (Stb. 1997, 663), in de bijlagen van welk besluit de in de tenlastelegging vermelde stof seleen is opgenomen, voor wat betreft de hier relevante artikelen 3 en volgende niet gebaseerd is op artikel 1.1. lid 10 van de Wet milieubeheer maar op artikel 1.1. lid 1 van die wet. Dit betekent dat een eventuele onverbindendheid van artikel 1.1. lid 10 van de Wet milieubeheer, zoals namens verdachte is bepleit, geen relevantie heeft in de onderhavige strafzaak.

    Voorts overweegt de rechtbank naar aanleiding van hetgeen namens verdachte naar voren is gebracht het volgende.

    In de aanhef van de EEG-Richtlijn 75/442 is -voorzover hier relevant- vermeld dat harmonisatie van de wetgeving van de lidstaten van de EG nodig is teneinde de doelstellingen van de Gemeenschap op het gebied van de milieubescherming en de verbetering van de kwaliteit van het bestaan te verwezenlijken. Voorts is aangegeven dat iedere regeling op het

    gebied van de verwijdering van afvalstoffen als voornaamste doelstelling dient te hebben de gezondheid van de mens en het milieu te beschermen tegen de schadelijke invloeden veroorzaakt door het ophalen, het transport, de behandeling, de opslag en het storten van afvalstoffen.

    De rechtbank stelt vast dat met de Wet milieubeheer uitvoering is gegeven aan Richtlijn 75/442. De rechtbank is niet gebleken van strijd met rechtstreeks werkende bepalingen van deze Richtlijn, noch van de Richtlijn 91/698 EEG. Allereerst geldt dat in de Wet milieubeheer geen wezenlijk andere definitie van het begrip afvalstof is gegeven dan in artikel 1, sub a, van de Richtlijn 75/442. Dat in artikel 1.1. lid 1 van de Wet milieubeheer tussen gedachtestreepjes is vermeld "met het oog op de verwijdering daarvan" leidt slechts tot de constatering dat het begrip afvalstof thans in Nederland in iets restrictievere zin wordt verstaan dan in...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT