Hoger beroep van Court of Appeal of 's-Gravenhage (Netherlands), 29 de Abril de 2005

Sprekergepubliceerd
Datum uitspraak29 de Abril de 2005
Uitgevende instantie:Court of Appeal of 's-Gravenhage (Netherlands)

Rolnummer: 22-003094-04

Parketnummer(s): 09-754152-98

Datum uitspraak: 29 april 2005

TEGENSPRAAK

Gerechtshof te 's-Gravenhage

economische kamer

Arrest

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de meervoudige economische kamer van de rechtbank te 's-Gravenhage van 24 december 2002 in de strafzaak tegen de verdachte:

Hans N[.]

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg en het onderzoek op de terechtzittingen in hoger beroep van dit hof van 24 november 2004, 21 januari 2005 en 15 april 2005.

Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.

Tenlastelegging

Aan verdachte is tenlastegelegd hetgeen vermeld staat in de inleidende dagvaarding, zoals ter terechtzitting in eerste aanleg op vordering van de officier van justitie gewijzigd.

Van de dagvaarding en van de vordering wijziging tenlastelegging zijn kopieÎn in dit arrest gevoegd.

Procesgang

In eerste aanleg is de verdachte van het onder 4 primair, 4 subsidiair, 5 primair, 5 subsidiair, 5 meer subsidiair en 5 meest subsidiair tenlastegelegde vrijgesproken en terzake van het onder 1, 2 en 3 tenlastegelegde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van twaalf maanden, waarvan zes maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren, met aftrek van de tijd die de verdachte in uitleveringsdetentie en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, en met beslissing omtrent het inbeslaggenomene als vermeld in het vonnis.

Namens de verdachte is tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.

Verzoek zijdens de verdediging

Namens de verdachte is het hof ter terechtzitting in hoger beroep op 21 januari 2005 en 15 april 2005 verzocht om over te gaan tot het stellen van prejudiciÎle vragen aan het Europese Hof van Justitie, met betrekking tot de strijdigheid van de Nederlandse vuurwerkregelgeving met artikel 28 van het EG-verdrag en de vraag of de beslissing van het Europese Hof inzake Keck van toepassing is in de onderhavige zaak.

Het hof stelt voorop dat het voorschrift van de Nederlandse vuurwerkregeling dat in de onderhavige zaak in het geding is, zakelijk weergegeven inhoudt dat het verboden is vuurwerk voorhanden te hebben dat niet aan de wettelijke eisen inzake de samenstelling en de etikettering voldoet (artikel 3 van het Vuurwerkbesluit Wet milieugevaarlijke stoffen).

Dit voorschrift is een nationale maatregel die de intracommunautaire handel al dan niet rechtstreeks, daadwerkelijk of potentieel kan belemmeren. Blijkens de considerans strekt het genoemde besluit ertoe met betrekking tot de veiligheid van en het handelen met vuurwerk door de particuliere gebruiker regelen te stellen ter voorkoming van lichamelijk letsel; daarmee is het gericht op de bescherming van de gezondheid en het leven van personen in de zin van artikel 30 van het EG-verdrag. Dit voorschrift, dat zonder onderscheid geldt voor vuurwerk, afkomstig van binnenlandse en buitenlandse producenten en verkopers, kan naar zijn inhoud, in samenhang met de andere voorschriften terzake, dienen tot het bereiken van het beoogde resultaat. Niet aannemelijk is geworden dat een minder ver strekkend stelsel van voorschrift voldoende zou bijdragen aan het beoogde doel. Met name zou een uitzondering voor vuurwerk dat gekocht is in het buitenland, dat resultaat ernstig in gevaar brengen, gelet op de open grenzen van Nederland. Dit geldt zeker indien, zoals de verdachte aanvoert, in BelgiÎ strengere eisen zouden gelden ter zake van de verkoop van vuurwerk aan personen die dat vuurwerk in BelgiÎ onder zich zich hebben dan ter zake van de verkoop aan personen die dat vuurwerk naar het buitenland verzenden en dat blijkens een bericht van de (Belgische) Dienst der Springstoffen de verkoop aan buitenlanders gelijk kon worden gesteld met een dergelijke verzending. Gelet op het voorgaande is het hof van oordeel dat het voorschrift, in samenhang met de andere voorschriften terzake, gerechtvaardigd is uit hoofde van bescherming van de gezondheid en het leven van personen. Niet aannemelijk is geworden dat het voorschrift op zich, dan wel in samenhang met andere voorschriften voor vuurwerk, aan te merken zou zijn als een middel tot willekeurige discriminatie of als een verkapte beperking van de handel tussen de lidstaten.

Voor zover het betoog zijdens de verdachte ertoe strekt, dat de Nederlandse vuurwerkregelgeving disproportioneel is, omdat deze mede wordt gehandhaafd doordat personen...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT